ECLI:NL:RBMNE:2025:5089

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
16/115763-25 en 16/030586-21(vord. tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere diefstallen uit woningen en twee pogingen daartoe met gebruik van de hengeltechniek

Op 19 september 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen uit woningen en twee pogingen daartoe. De verdachte, geboren in 1980, heeft zich schuldig gemaakt aan het openbreken van woningen door middel van de hengeltechniek, waarbij hij de voordeur open wist te maken. De feiten vonden plaats in Utrecht, waarbij de verdachte op verschillende data laptops, geldbedragen en andere goederen heeft gestolen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De schorsing van de voorlopige hechtenis werd niet opgeheven. De vorderingen van benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding voor de benadeelde partijen heeft vastgesteld. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, gezien de recidive van de verdachte en het niet naleven van de voorwaarden van de eerdere veroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats: Utrecht
Parketnummers: 16/115763-25 en 16/030586-21(vord. tul)
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudig kamer van 19 september 2025 in de strafzaak van:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1980 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres 1] , [postcode 1] [plaats] ,
verblijvende op het adres [adres 2] , [postcode 2] , [plaats] ,
hierna: de verdachte.

1.Zitting

De strafzaak van de verdachte is inhoudelijk behandeld op de openbare zitting van 5 september 2025.
Op de zitting waren aanwezig:
  • de verdachte;
  • de officier van justitie: mr. L. Verheijden;
  • de advocaat van de verdachte: mr. S. de Korte;
  • R.G.A. Zwartjes, persoonlijk begeleider van de verdachte bij [locatie] .

2.Tenlastelegging

De officier van justitie beschuldigt de verdachte ervan dat hij, samengevat:
feit 1
op 13 april 2025 in de Meern laptops van [aangever 1] en [aangever 2] heeft gestolen uit een woning door de voordeur van de woning open te hengelen;
subsidiairwordt verduistering van de laptops verweten;
feit 2
op 3 maart 2025 in Utrecht heeft geprobeerd om goederen van [aangever 3] en [aangever 4] uit een woning te stelen door te proberen de voordeur van de woning open te hengelen
feit 3
op 13 april 2025 in Utrecht samen met een ander meerdere goederen van
[aangever 5] heeft gestolen uit een woning door de voordeur van de woning open te hengelen;
feit 4
in de periode van 7 april 2025 tot en met 11 april 2025 in Utrecht uit de woning van [aangever 6] en [aangever 7] , uit de woning van [aangever 8] en [aangever 9] en uit de woning van [aangever 10] meerdere goederen heeft gestolen door de voordeur van die verschillende woningen open te hengelen;
feit 5
op 11 april 2025 in Utrecht meerdere geldbedragen van [aangever 9] heeft gestolen door met een gestolen bankpas geld te pinnen;
feit 6
op 8 april 2025 in Utrecht samen met een ander geldbedragen van
[aangever 10] heeft gestolen door met een gestolen bankpas betalingen te doen.
De volledige tekst van de beschuldiging staat in de bijlage bij dit vonnis.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat de verdachte feit 1 primair, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6 heeft gepleegd. De verdachte moet partieel worden vrijgesproken van het medeplegen (‘samen met een ander’) zoals ten laste gelegd onder feit 3.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte stelt zich ook op het standpunt dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 3 ten laste gelegde medeplegen. De advocaat van de verdachte voert verder geen verweer over het bewijs.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Bewijsmiddelen feiten 1 (primair), 2, 3, 4, 5 en 6
De verdachte bekent dat hij feit 1 primair (diefstal uit een woning door te hengelen), feit 2 (twee pogingen tot diefstal uit een woning door te hengelen), feit 3 (diefstal uit een woning door te hengelen), feit 4 (meerdere diefstallen uit een woning door te hengelen), feit 5 (diefstal door met de gestolen bankpas betalingen te verrichten) en feit 6 (medeplegen van diefstal door met de gestolen bankpas betalingen te verrichten), heeft gepleegd, zoals deze hieronder bewezen zijn verklaard. Door hem of namens hem is ook niet om vrijspraak van die feiten gevraagd. In die situatie hoeft de rechtbank niet de inhoud van de bewijsmiddelen op te schrijven. De rechtbank noemt daarom alleen de bewijsmiddelen waarop zij haar oordeel baseert. De verdachte wordt, in overeenstemming met de standpunten van de officier van justitie en de advocaat van de verdachte, door de rechtbank vrijgesproken van het onder feit 3 ten laste gelegde medeplegen:
De bewijsmiddelen zijn: [1]
  • de bekennende verklaring van de verdachte op de zitting van 5 september 2025;
  • een proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] mede namens [aangever 2] van
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] van 4 maart 2025; [3]
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] van 3 maart 2025; [4]
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] van 13 april 2025; [5]
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 6] mede namens [aangever 7] van
7 april 2025; [6]
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 8] mede namens [aangever 9] van
11 april 2025; [7]
- een schriftelijk bescheid, zijnde de afschriften van de rekening van [aangever 9] die zien op 11 april 2025 om 03:52 uur, 03:53 uur en 05:07 uur; [8]
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 10] van 8 april 2025; [9]
- een proces-verbaal van aangifte van [aangever 10] van 9 april 2025 die ziet op de transacties met haar bankpas; [10]
- een proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] over het pinnen met de bankpas van [aangever 10] . [11]
Er zijn meerdere feiten bewezen verklaard. De bewijsmiddelen worden alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarover deze gaan.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
feit 1 primair
op 13 april 2025 te Utrecht, gemeente Utrecht, uit een woning gelegen aan de [adres 3] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, te weten laptops van het merk Apple, die aan [aangever 1] of [aangever 2] toebehoorden, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een voorwerp de voordeur van voornoemde woning open te hengelen;
feit 2
op meer tijdstippen op 3 maart 2025 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit de woningen gelegen aan de [adres 4] en [adres 5] , weg te nemen geld of goederen, die aan [aangever 3] of [aangever 4] toebehoorden, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, door
- naar voornoemde woningen is gegaan en
- met een omgebogen ijzerdraad door het gat van de brievenbussen de voordeuren (door middel van zogenaamd hengelen) te openen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3
op 13 april 2025 te Utrecht uit een woning gelegen aan de [adres 6] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, te weten tassen, sleutels en een fiets, die aan [aangever 5] toebehoorden, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door met een voorwerp de voordeur van voornoemde woning open te hengelen;
feit 4
op meer tijdstippen in de periode van 7 april 2025 tot en met 11 april 2025 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere goederen, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, te weten:
- in een woning te weten de [adres 7] in Utrecht, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, laptoptassen, laptops en een creditcard,
die geheel of ten dele aan [aangever 6] , [bedrijf 1] , [bedrijf 2] en/of [aangever 7] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe
te eigenen, en
- in een woning te weten de [adres 8] in Utrecht, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een tas, meerdere sieraden, een pasjeshouder, een identiteitsbewijs, een rijbewijs, meerdere cadeaubonnen en een ING-bankpas, die aan [aangever 8] of [aangever 9] toebehoorden, heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
en
- in een woning te weten de [adres 9] in Utrecht, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een laptop, een ING-bankpas, een
mobiliteitskaart, sleutels, een fiets en een geldbedrag, die aan [aangever 10] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich telkens de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te
weten door telkens met een voorwerp de voordeur van voornoemde woningen open te hengelen;
feit 5
op 11 april 2025 te Utrecht meerdere geldbedragen, die aan [aangever 9] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel,
door met een door misdrijf verkregen bankpas en een bankpas tot het gebruik waarvan hij, verdachte niet gerechtigd was, betalingen te verrichten;
feit 6
op 8 april 2025 te Utrecht tezamen en in vereniging met een ander, meer geldbedragen die aan [aangever 10] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen
goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
door met een door misdrijf verkregen bankpas en een bankpas tot het gebruik
waarvan hij, verdachte, en medeverdachte niet gerechtigd waren, betalingen te verrichten.
De rest van de tekst van de beschuldiging kan niet worden bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De taal- en/of schrijffouten die in de tekst van de beschuldiging voorkomen zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Dit benadeelt de verdachte niet.

4.Kwalificatie en strafbaarheid

4.1
KwalificatieDe bewezen feiten leveren de volgende strafbare feiten op:
feit 1 primair en feit 3
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 5º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid;
feit 2
een poging tot diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 5º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid, meermalen gepleegd;
feit 4
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 5º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid, meermalen gepleegd;
feit 5
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
feit 6
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
4.2
Strafbaarheid feiten en verdachteDe feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5.Straf

5.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest. De officier van justitie vordert dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
5.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte voert aan dat de verdachte nu eindelijk een passende woonplek heeft bij [locatie] en dat hij gemotiveerd is om zijn leven te beteren. Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis gaat het voor het eerst echt goed met de verdachte. Het maatregelenpakket wat er nu ligt zet zoden aan de dijk. Het klopt dat de verdachte al eerder veel kansen heeft gehad met voorwaardelijke straffen en meerdere ISD-trajecten (inrichting voor stelselmatige daders). De verdachte had echter steeds als hij weer vrij kwam geen geschikte woonplek en verviel daardoor in middelengebruik en delictgedrag. De maatschappij heeft er baat bij als de verdachte door de hulp die hij nu krijgt niet meer recidiveert.
De advocaat van de verdachte verzoekt de rechtbank om deze stijgende lijn niet te doorkruisen en de verdachte niet terug te sturen naar de gevangenis. De advocaat verzoekt de rechtbank om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft gezeten. Daarnaast kan de rechtbank een lange voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte opleggen en daaraan dezelfde bijzondere voorwaarden verbinden zoals deze nu aan de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn verbonden. Indien de rechtbank dat onvoldoende vindt, zou daarnaast nog een taakstraf opgelegd kunnen worden.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank legt aan de verdachte een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Bij het bepalen van deze straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder de verdachte deze feiten heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden mee.
Ernst en omstandigheden van de feiten
De verdachte heeft uit meerdere woningen spullen gestolen. Hij is vijf woningen binnengekomen door de zogenaamde hengeltechniek, waarbij een deur wordt opengemaakt door met een ijzerdraad via de brievenbus het slot open te trekken. Bij twee andere woningen heeft de verdachte geprobeerd om op deze manier binnen te komen, wat uiteindelijk niet is gelukt. Uit de woningen waar hij naar binnen is gegaan heeft hij meerdere spullen van de bewoners gestolen. Vervolgens heeft de verdachte met twee gestolen pinpassen ook geld opgenomen of betalingen gedaan. Woninginbraken zijn heel nare feiten, waarbij naast financiële schade ook een inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Dit soort feiten zorgen ervoor dat slachtoffers zich onveilig voelen in hun eigen huis. Het feit dat iemand in de nacht, terwijl zij lagen te slapen, hun woning is binnengedrongen, door hun persoonlijke spullen is gegaan en ook daadwerkelijk spullen heeft meegenomen, brengt mee dat zij zich angstig voelen in hun eigen huis. De woning is bij uitstek een plek waar iedereen zich veilig hoort te voelen. Ook zijn bij sommige slachtoffers spullen meegenomen die veel emotionele waarde hebben. De verdachte heeft deze spullen meegenomen om zijn verslaving te kunnen bekostigen. De onverschilligheid waarmee de verdachte dit soort feiten pleegt is zorgelijk. Uit zijn handelen blijkt dat hij geen enkel respect heeft voor de eigendommen en de persoonlijke levenssfeer van een ander.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 16 juni 2025. Uit het strafblad blijkt dat de verdachte al meer dan twintig jaar bij voortduring vermogensfeiten pleegt (tenzij hij gedetineerd zit). De verdachte heeft al drie ISD-trajecten voor vermogensfeiten ondergaan in 2006, 2011 en 2018. Deze trajecten hebben, gelet op het strafblad, niet tot een duurzame verandering geleid. De rechtbank ziet dat de verdachte op 1 juni 2022, door deze rechtbank, voor meerdere woninginbraken is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden.
Op 25 juni 2024 is de verdachte voor een woninginbraak veroordeeld tot de maximale taakstraf van 240 uur. Op 24 november 2021 heeft verdachte een enorme waarschuwing, maar ook een kans, gekregen. Aan hem is toen, wederom voor vermogensfeiten, een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 24 maanden voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van drie jaar. De verdachte liep nog in de proeftijd van deze voorwaardelijke straf. Dit is ook de zaak waarin de officier van justitie de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel vordert (zie paragraaf 7).
De rechtbank heeft het meest recent opgemaakte reclasseringsadvies van 28 augustus 2025 gelezen. De reclassering schrijft dat de verdachte kampt met hardnekkige verslavingsproblematiek. In de loop der tijd heeft de reclassering geconstateerd dat dit een delictgerelateerde factor is. Meerdere interventies hebben niet geleid tot recidive vermindering. Verder schrijft de reclassering dat zij zich in een dilemma bevinden. Enerzijds constateren zij dat de verdachte zich deels, in de korte periode dat hij onder voorwaarden geschorst werd (per 21 juli 2025), aan de voorwaarden hield. De reclassering kan echter niet met zekerheid zeggen dat het huidige plan van aanpak zal standhouden en aanhoudend zal zorgen voor recidive vermindering. Alles afgewogen kan de reclassering op dit moment geen eenduidig advies geven ten aanzien van de afdoening. Bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf worden huidige interventies doorkruist, maar de reclassering kan niet zonder twijfel zeggen dat een deels voorwaardelijke straf met deze interventies zal bijdragen aan het voldoende beperken van de risico's. De rechtbank leest verder in het rapport dat er tijdens het schorsingstoezicht twee overtredingen zijn geweest op het gebied van dagbesteding, waar de verdachte een berisping en een waarschuwing voor heeft ontvangen.
Op de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij gemotiveerd is om zijn leven te beteren. Hij heeft het gevoel dat hij nu eindelijk de hulp krijgt die nodig is en dat zijn middelengebruik onder controle is. Zijn begeleid wonen plek bij [locatie] is hier een belangrijke steunende factor in.
Strafkader
Om in vergelijkbare zaken zoveel mogelijk gelijk te straffen, werken strafrechters met landelijke oriëntatiepunten. Deze zijn gebaseerd op opgelegde straffen in andere, vergelijkbare zaken. Het oriëntatiepunt voor een insluiping in een woning, als er sprake is van veelvuldige recidive, is een gevangenisstraf van 6 maanden. Voor een inbraak in een woning is dat een gevangenisstraf van 7 maanden. De verdachte heeft uit vijf woningen spullen gestolen en heeft dit bij twee woningen geprobeerd. Daarnaast heeft de verdachte (al dan niet samen met een ander) nog betalingen gedaan met de uit de woningen gestolen pinpassen.
De straf
De verdachte en zijn advocaat hebben de rechtbank verzocht om de verdac hte nog een allerlaatste kans te geven en aan hem geen gevangenisstraf op te leggen die de tijd overstijgt die de verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De verdachte geeft aan dat de hulp die hij nu krijgt, helpt en dat hij nu echt gemotiveerd is om zijn leven te beteren.
De rechtbank is echter van oordeel dat niet kan worden volstaan met de straf die de verdediging heeft voorgesteld, gelet op de ernst en de veelheid van de feiten en ook gelet op de veelvuldige recidive van de verdachte. Een dergelijke straf zou daarmee niet in verhouding staan en zou ook niet uit te leggen zijn aan de maatschappij.
De rechtbank ziet ook dat de hulp zoals deze nu is vormgegeven aan lijkt te slaan bij de verdachte. Ook al is die periode nog maar kort en weet de rechtbank, net als de reclassering, niet of daadwerkelijk sprake is van een blijvende en duurzame verandering in het gedrag van de verdachte. Omdat de rechtbank hulp en begeleiding wel noodzakelijk vindt, ziet de rechtbank voldoende reden om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen en hieraan bijzondere voorwaarden te verbinden. De rechtbank zal deze formuleren grotendeels overeenkomstig de voorwaarden die aan de huidige schorsing van de voorlopige hechtenis zijn verbonden. De rechtbank geeft de verdachte hiermee de mogelijkheid om de positief ingezette lijn na zijn gevangenisstraf voort te zetten.
Gelet op dit alles legt de rechtbank aan de verdachte een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Aan het voorwaardelijk deel van de straf worden bijzondere voorwaarden verbonden, zoals hieronder nader uitgewerkt.
De voorlopige hechtenis
De officier van justitie heeft gevorderd dat de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven bij einduitspraak in deze zaak. De verdachte is per 21 juli 2025 geschorst uit de voorlopige hechtenis. De rechtbank legt aan de verdachte een straf op die langer is dan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Dit betekent dat de verdachte terug moet naar de gevangenis. De rechtbank moet ten aanzien van de (schorsing van de) voorlopige hechtenis opnieuw een belangenafweging maken tussen de belangen van de verdachte en de belangen van strafvordering. De rechter mag de schorsing van de voorlopige hechtenis pas opheffen, als dat noodzakelijk is voor het bereiken van het doel van de voorlopige hechtenis. De enkele omstandigheid dat bij een veroordelend vonnis een gevangenisstraf is opgelegd van langere duur dan de reeds ondergane voorlopige hechtenis, is geen zelfstandige grond voor opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis [12] . De verdachte loopt in een strak schorsingskader met veel schorsingsvoorwaarden waarmee het recidiverisico naar oordeel van de rechtbank op dit moment voldoende kan worden ondervangen. De rechtbank zal daarom de schorsing van de voorlopige hechtenis niet opheffen maar de schorsing onder de betreffende voorwaarden laten voortduren.

6.Vordering benadeelde partij

6.1.
Vordering van de benadeelde partijen
[aangever 5] vordert € 587,95 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade die zij heeft geleden door het onder feit 3 ten laste gelegde.
[bedrijf 1] heeft een verzoek tot schadevergoeding ingediend van € 774,20 aan materiële schade die zij hebben geleden door het onder feit 4 ten laste gelegde.
[aangever 9] heeft een verzoek tot schadevergoeding ingediend van € 769,38 aan materiële schade en € 400,- aan immateriële schade die zij heeft geleden door het onder feit 4 ten laste gelegde.
[aangever 10] heeft een verzoek tot schadevergoeding ingediend van € 60,- aan materiële schade en € 200,- aan immateriële schade die zij heeft geleden door het onder feit 4 ten laste gelegde. De benadeelde partij heeft verder verschillende schadeposten opgegeven zonder hier een bedrag bij te noemen.
6.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard voor zover immateriële schade is gevorderd.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade stelt de officier van de justitie zich op het standpunt dat de benadeelde partijen [aangever 5] en [bedrijf 1] niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, nu de schade niet voldoende is onderbouwd.
De gevorderde materiële schade door benadeelde partij [aangever 9] kan volgens de officier van justitie worden toegewezen. De gevorderde materiële schade door [aangever 10] kan volgens de officier van justitie worden toegewezen voor een bedrag van € 45,- voor het gepinde geld. De officier van justitie vraagt de rechtbank om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid ten aanzien van de opgevoerde posten van de ING bankpas en de huissleutels.
De officier van justitie vraagt de posten die kunnen worden toegewezen te verhogen met de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
6.3.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte voert over de vordering van benadeelde partij [aangever 5] aan dat de schade voor de leren rugzak en de fiets onvoldoende zijn onderbouwd. Het vervangen van het slot is een onnodige kostenpost geweest nu het slot door het ten laste gelegde feit niet is beschadigd. De benadeelde partij dient in deze posten niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij [bedrijf 1] moet volgens de advocaat niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, nu deze niet is onderbouwd.
Over de gevorderde schade voor de sieraden van de benadeelde partij [aangever 9] moet 20% afschrijving worden gerekend. De gevorderde immateriële schade komt niet voor vergoeding in aanmerking en moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij [aangever 10] heeft in de vordering enkel een bedrag van € 60,- gevorderd voor het contante geld dat is meegenomen. Die post is toewijsbaar. Aan de overige opgevoerde posten is geen bedrag gekoppeld en die zijn ook niet onderbouwd. De gevorderde immateriële schade komt niet voor vergoeding in aanmerking en moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
6.4.
Oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
Benadeelde partijen [aangever 5] , [aangever 9] en [aangever 10] hebben verzocht om vergoeding van immateriële schade. Op grond van artikel 6:106 lid 1 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek heeft een benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, indien de benadeelde partij – voor zover hier relevant – ‘(op andere wijze) in zijn persoon is aangetast’. De benadeelde partijen hebben niet voldoende onderbouwd dat zij geestelijk letsel hebben opgelopen. Bij diefstal uit een woning door de deur open te hengelen is het ook niet zo dat de aard en ernst van de normschending zodanig is dat een aantasting in persoon, ook zonder onderbouwing, kan worden aangenomen. De rechtbank zal de benadeelde partijen voor zover hun vorderingen zien op immateriële schade daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Materiële schade [aangever 5]
De rechtbank verklaart de benadeelde partij [aangever 5] niet ontvankelijk in de vordering tot materiële schade, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van de verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Materiele schade [bedrijf 1]
De rechtbank verklaart de benadeelde partij [bedrijf 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding. Uit de vordering en bijbehorende stukken blijkt niet dat de persoon die de vordering heeft ingediend gemachtigd is om namens [bedrijf 1] op te treden. Daarnaast is de gestelde schade niet onderbouwd.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van de verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Materiële schade [aangever 9]
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij [aangever 9] als gevolg van het onder feit 4 bewezenverklaarde rechtstreekse schade heeft geleden. De schade die de benadeelde partij vordert zijn voldoende onderbouwd en toewijsbaar. Het uitgangspunt is dat de benadeelde partij recht heeft op vergoeding van de werkelijk geleden schade. De benadeelde partij vordert niet de dagwaarde van de gestolen sieraden, maar de aanschafwaarde. De rechtbank zal in overeenstemming met het standpunt van de advocaat van de verdachte afschrijving van 20% in mindering brengen op de door deze benadeelde partij gevorderde aanschafwaarde voor de gestolen sieraden. De overige posten zijn voldoende onderbouwd en niet betwist en zal de rechtbank integraal toewijzen. De rechtbank komt met de onderstaande berekening tot het volgende schadebedrag:
Schadepost gevorderde schade min afschrijving 20%
Gestolen kettingen (2) € 42,15 € 33,72
Gestolen oorbellen € 16,98 € 13,58
Vervangen rijbewijs + pasfoto € 65,60
Vervangen OV € 11,-
Gestolen pasjeshouder € 4,95
Gestolen horloge € 99,95 € 79,96
Gestolen armband € 29,99 € 23,99
Gestolen ringen (6) € 188,81 € 151,05
Cadeaubonnen € 300
Extra deurslot € 9,95
Totaal € 693,80
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 693,80, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 618,25 vanaf 11 april 2025, over het bedrag van € 9,95 vanaf 12 april 2025 en over het bedrag van € 65,60 vanaf 25 april 2025 tot de dag van volledige betaling.
De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever 9] aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 693,80, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 618,25 vanaf 11 april 2025, over het bedrag van € 9,95 vanaf 12 april 2025 en over het bedrag van € 65,60 vanaf 25 april 2025 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 13 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 9] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Materiële schade [aangever 10]
De benadeelde partij heeft in de vordering alleen een vergoeding gevorderd voor het bij de diefstal weggenomen contante geld van € 60,-. Deze schade staat in rechtstreeks verband met het onder feit 6 bewezenverklaarde, is voldoende aannemelijk en ook niet betwist. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een bedrag van € 60,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 april 2025 tot de dag van volledige betaling. Voor de overige in de vordering opgenomen schadeposten wordt geen bedrag gevorderd. De rechtbank zal hier dan ook verder niet over oordelen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever 10] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 60,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 april 2025 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 1 dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 10] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering tot vergoeding van immateriële schade, zal de benadeelde partij in de kosten van de verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
7. Vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf
De rechtbank in Utrecht heeft aan de verdachte in de zaak met parketnummer 16/030586-21 op 24 november 2021 een gevangenisstraf van 24 maanden voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van 3 jaar.
Op 9 november 2023 heeft de rechtbank in Utrecht deze voorwaardelijke straf voor een gedeelte van één maand ten uitvoer gelegd. Op 24 september 2024 heeft de rechtbank in Utrecht nog een gedeelte van 4 maanden ten uitvoer gelegd. Dat betekent dat er nog een voorwaardelijke gevangenisstraf van 19 maanden resteert.
7.1.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie eist dat de rechtbank de vordering toewijst, zodat de voorwaardelijk aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van 19 maanden ten uitvoer wordt gelegd. Volgens de officier van justitie heeft de verdachte zich niet gehouden aan de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig mag maken aan een strafbaar feit.
Deze eis wijkt af van de eerdere schriftelijke vordering tot de tenuitvoerlegging van 24 maanden gevangenisstraf. Dit komt omdat de voorwaardelijk opgelegde straf al gedeeltelijk ten uitvoer is gelegd.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De advocaat van de verdachte verzoekt de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft op 24 november 2021 de maximaal op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte opgelegd voor meerdere diefstallen met valse sleutel. Destijds heeft de rechtbank de verdachte een kans gegeven. De verdachte heeft al eerder tijdens de proeftijd opnieuw strafbare feiten gepleegd. Tot twee keer toe heeft de rechtbank niet de gehele voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer gelegd maar slechts een (klein) gedeelte. De verdachte heeft nu wederom tijdens de proeftijd meerdere nieuwe, vergelijkbare strafbare feiten gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat de kansen van de verdachte nu verkeken zijn en dat afwijzing van de vordering geen optie meer is.
De rechtbank zal de vordering toewijzen en de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 19 maanden ten uitvoer leggen.

8.Toegepaste wetsartikelen

De opgelegde straf is gebaseerd op de volgende wetsartikelen:
- 14a, 14b, 14c, 45, 47, 57, 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart bewezen dat de verdachte de feiten 1 primair, 2, 3, 4, 5 en 6 heeft gepleegd, zoals hierboven in paragraaf 3.4 is omschreven;
- verklaart het overige dat in de beschuldiging staat niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in paragraaf 4.1 is vermeld;
strafbaarheid verdachte
- verklaart de verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte van 8 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte gedurende de proeftijd:
* zich zal melden bij Leger des Heils reclassering op het adres Zeehaenkade 30 te Utrecht, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich laat behandelen door Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
* zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten [locatie] , of een soortgelijke instelling, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich inspant voor het vinden en behouden van onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
* meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [aangever 5] (feit 3)
  • verklaart [aangever 5] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [bedrijf 1] (feit 4)
  • verklaart [bedrijf 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [aangever 9] (feit 4)
  • wijst de vordering van [aangever 9] toe tot een bedrag van € 693,80, bestaande uit materiële schade;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan [aangever 9] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 618,25 vanaf 11 april 2025, over het bedrag van € 9,95 vanaf 12 april 2025 en over het bedrag van € 65,60 vanaf 25 april 2025 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [aangever 9] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 9] aan de Staat € 693,80 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze wordt berekend over het bedrag van € 618,25 vanaf 11 april 2025, over het bedrag van € 9,95 vanaf 12 april 2025 en over het bedrag van € 65,60 vanaf 25 april 2025 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 13 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij schade [aangever 10] (feit 4)
  • wijst de vordering van [aangever 10] toe tot een bedrag van € 60,-, bestaande uit materiële schade;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan [aangever 10] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 april 2025 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [aangever 10] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • legt de verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 10] aan de Staat € 60,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 april 2025 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
  • bepaalt dat de verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 16/030586-21
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 24 november 2021 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 19 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.R.H. Koekoek, voorzitter, mr. N.M.H. van Ek en
mr. G.M.C. Klink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.I. van Balkom, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 september 2025.
Bijlage: De tenlastelegging
feit 1
hij op of omstreeks 13 april 2025 te De Meern, gemeente Utrecht, althans in
Nederland,
in/uit een woning gelegen aan de [adres 3] , alwaar hij, verdachte,
zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, te weten één of meer laptops
van het merk Apple, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 1]
en/of [aangever 2] , in elk geval aan een ander toebehoorden,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, te weten door met een
voorwerp de (voor)deur van voornoemde woning open te hengelen/flipperen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 april 2025 te Utrecht, althans in Nederland,
opzettelijk
één of meer laptops van het merk Apple, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten
als vinder,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
feit 2
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 3 maart 2025 te Utrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk
van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit de woningen gelegen aan de [adres 4]
en/of [adres 5] , weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele aan
[aangever 3] en/of [aangever 4] in elk geval aan een ander toebehoorden,
en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die
weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van een
valse sleutel,
- naar voornoemde woningen is gegaan en/of
- met een omgebogen ijzerdraad door het gat van de brievenbussen de
(voor)deuren (door middel van zogenaamd hengelen) heeft geopend,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3
hij op of omstreeks 13 april 2025 te Utrecht, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan
de [adres 6] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de
rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, te weten één of meer tassen, sleutels en/of een fiets, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 5] , in elk geval aan een ander
toebehoorden,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, te weten door met een
voorwerp de (voor)deur van voornoemde woning open te hengelen/flipperen;
feit 4
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 april 2025 tot en met
11 april 2025 te Utrecht, althans in Nederland, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere goederen, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan
verdachte, te weten:
- in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de
[adres 7] in Utrecht, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van
de rechthebbende bevond, één of meer laptoptassen, laptops en/of een creditcard,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 6] , [bedrijf 1] ,
[bedrijf 2] en/of [aangever 7] in elk geval aan een ander dan aan verdachte
toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe
te eigenen, en/of
- in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de
[adres 8] in Utrecht, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil
van de rechthebbende bevond, een tas, één of meer sieraden, een pasjeshouder, een
identiteitsbewijs, een rijbewijs, één of meer cadeaubonnen en/of een ING-bankpas,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 8] , [aangever 9] , in elk
geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
en/of
- in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de
[adres 9] in Utrecht, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil
van de rechthebbende bevond, een tas, een laptop, een ING-bankpas, een
mobiliteitskaart, één of meer sleutels, een fiets en/of één of meer geldbedragen, in
elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 10] , in elk geval
aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, te
weten door (telkens) met een voorwerp de (voor)deur van voornoemde woningen
open te hengelen/flipperen;
feit 5
hij op of omstreeks 11 april te Utrecht, althans in Nederland,
één of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 9]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
een valse sleutel,
door met een door misdrijf verkregen bankpas en/of een bankpas tot het gebruik waarvan hij, verdachte niet gerechtigd was, geldopnames te doen en/of betalingen
te verrichten;
feit 6
hij op of omstreeks 8 april 2025 te Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meer
geldbedragen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 10]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
een valse sleutel,
door met een door misdrijf verkregen bankpas en/of een bankpas tot het gebruik
waarvan hij, verdachte, en/of medeverdachte niet gerechtigd was/waren,
geldopnames te doen en/of betalingen te verrichten.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Midden-Nederland met proces-verbaalnummer PL0900-2025120234, doorgenummerd pagina 1 tot en met 318. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, opgemaakt proces-verbaal. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344 eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafvordering worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Pagina 31-34.
3.Pagina 16-22.
4.Pagina 12-13.
5.Pagina 173-175.
6.Pagina 185-190.
7.Pagina 196-201.
8.Pagina 205-207;
9.Pagina 229-231.
10.Pagina 242-244.
11.Pagina 296-297.
12.Zie het arrest van de Hoge Raad van 24 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:987.