24. Eiser voert aan dat hij gelet op de voortoets die hij in 2017 en 2019 heeft laten doen erop mocht vertrouwen dat in het bijgebouw gewoond mocht wonen en dat hij het appartement mocht verhuren. Bovendien heeft hij actief contact onderhouden met een medewerker van de gemeente en die heeft toegezegd dat eiser zich geen zorgen hoefde te maken.
24. De rechtbank oordeelt dat het beroep op het vertrouwensbeginsel voor wat betreft het bijgebouw niet slaagt. Het valt namelijk niet in te zien dat eiser op basis van de voortoets in 2017 er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat hij het bijgebouw (ook) onder het nieuwe bestemmingsplan zou mogen gebruiken voor wonen. Zijn vraag in 2017 zag immers juist op het gebruik van het bijgebouw als sportstudio, niet als woonruimte. De beantwoording van de voortoets zag hier ook op. Weliswaar valt in de beantwoording te lezen dat een sportstudio strijdig was met het destijds geldende bestemmingsplan, omdat op dat moment de bestemming wonen was. Dat maakt echter niet dat eiser op basis daarvan er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat hij het bijgebouw ook onder het nieuwe bestemmingsplan mocht gebruiken om te wonen. In de beantwoording van de voortoets staat namelijk ook dat de bestemming van de grond zou gaan wijzigen en dat het gebruik van het bijgebouw als sportstudio onder het nieuwe bestemmingsplan wel zou mogen.
24. Ook voor wat betreft het appartement slaagt het beroep op het vertrouwensbeginsel niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser er op basis van de voortoets in 2019 niet gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat hij in de bedrijfswoning een zelfstandig appartement mocht realiseren. In de motivering van de beantwoording voortoets van 14 november 2019 staat namelijk: “… deze deur mag niet gebruikt worden als extra voordeur. Het is niet toegestaan om deze trap en deur te realiseren ten behoeve van een extra woning/appartement. Er is op dit perceel 1 bedrijfswoning toegestaan, het realiseren van een appartement op de bovenverdieping zal geheel moeten vallen in de bedrijfswoning en dan ook vanuit de bedrijfswoning toegankelijk moeten zijn.” Voor wat betreft de uitlatingen van de gemeente ambtenaar, geldt dat eiser deze uitlatingen niet heeft onderbouwd met stukken. Het dossier bevat ook overigens geen aanknopingspunten waaruit kan worden opgemaakt dat de gestelde toezeggingen zijn gedaan. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.
Is handhaving onevenredig?
24. Eiser heeft er op gewezen dat de inkomsten uit de verhuur van het bijgebouw en het appartement nodig zijn om op die plek te kunnen blijven wonen en het levensonderhoud te kunnen blijven bekostigen, nu eiser en zijn partner vanwege hun leeftijd en gezondheidssituatie niet meer fulltime kunnen werken. Naar de rechtbank begrijpt stelt eiser zich daarmee op standpunt dat het college van handhaving had moeten afzien, omdat dat in hun geval onevenredig uitpakt.
24. Deze beroepsgrond slaagt niet. Zoals hierboven onder punt 11 aangegeven is het college in het geval van een overtreding in principe verplicht om tot handhaving over te gaan. Een uitzondering daarop bestaat als de gevolgen van handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de met de handhaving te dienen doelen. In het bestreden besluit heeft het college de belangen van eiser meegewogen, die er in bestaan dat eiser het pand naar eigen inzicht kan (laten) gebruiken en in het voorkomen van kosten die het beëindigen van de overtredingen meebrengt. Tegenover dit financiële belang van eiser heeft het college het belang gesteld dat wordt gediend met de handhaving aan de regels uit het bestemmingsplan. Die regels hebben volgens het college als doel toe te zien op de een goede ruimtelijke ordening, de leefbaarheid in een wijk, een goede verdeling van het aanbod op de woningmarkt en een eerlijk speelveld tussen ondernemers. In dit geval heeft het college dit algemeen belang van handhaving zwaarder laten wegen dan het financiële belang van eiser om het appartement en het bijgebouw als zelfstandige woonruimte te verhuren. Verder heeft het college rekening gehouden met het belang van de huurders, door in het kader van de last onder dwangsom een ruime begunstigingstermijn te hanteren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college gelet daarop de betrokken belangen zorgvuldig afgewogen en in dit geval doorslaggevend gewicht kunnen toekennen aan het algemeen belang van handhaving. Dat handhaving in dit geval onevenredig zou zijn is dan ook niet gebleken.
Heeft eiser recht op schadevergoeding?
24. Eiser voert aan dat de verbouwing van het kozijn en het realiseren van de trap destijds € 14.000,- heeft gekost. Als eiser destijds had geweten dat de trapopgang uitsluitend als nooduitgang zou kunnen worden gebruikt, had hij deze kostbare verbouwing niet gedaan, zo stelt hij. Als het beroep ongegrond is, verzoekt eiser daarom een schadeloosstelling voor dit bedrag ten laste van het college.
24. De rechtbank heeft onder punt 26 geoordeeld dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt. Er bestaat daarom ook geen aanleiding om een schadevergoeding toe te wijzen. De rechtbank wijst het verzoek daarom af.