ECLI:NL:RBMNE:2025:5309

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
UTR 25/897
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag kinderopvangtoeslag wegens te late aanmelding en toepassing van de hardheidsclausule

In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in België, zich te laat aangemeld voor herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag. De aanvraag werd op 14 mei 2024 ingediend, terwijl de uiterste datum voor aanmelding 31 december 2023 was. Dienst Toeslagen heeft de aanvraag afgewezen op basis van deze termijnoverschrijding. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de rechtbank oordeelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een verschoonbare termijnoverschrijding rechtvaardigen. De rechtbank wijst erop dat de mogelijkheid om compensatie aan te vragen voldoende onder de aandacht is gebracht en dat eiseres niet kan stellen dat zij niet op de hoogte was van de aanmeldtermijn. De rechtbank concludeert dat de strikte toepassing van de aanmeldtermijn in dit geval niet leidt tot een onbillijke uitkomst. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat haar aanvraag niet in behandeling hoeft te worden genomen en dat zij geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/897

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] (België), eiseres

(gemachtigde: mr. T. van Uden),
en

Dienst Toeslagen, verweerder

(gemachtigden: mr. [gemachtigde 1] en mr. [gemachtigde 2] ).

Inleiding

1. Eiseres heeft zich op 14 mei 2024 bij Dienst Toeslagen aangemeld voor herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag. Deze uitspraak gaat over de vraag of Dienst Toeslagen deze aanvraag heeft mogen afwijzen omdat hij te laat was ingediend.
1.1.
Dienst Toeslagen heeft de aanvraag met het besluit van 2 augustus 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 17 december 2024 op het bezwaar van eiseres is Dienst Toeslagen bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld.
1.2.
Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 22 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van Dienst Toeslagen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Dienst Toeslagen heeft de aanvraag van eiseres afgewezen omdat deze is ingediend na 31 december 2023. Dat was de uiterste datum waarop aanvragen om compensatie in de zin van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) konden worden ingediend. Dat staat in artikel 6.1, eerste lid, van de Wht. Indien er sprake is van een bijzondere situatie die niet is te voorzien en waarin toepassing van artikel 6.1 van de Wht leidt tot een zeer onbillijke uitkomst, kan van deze termijn worden afgeweken op grond van de hardheidsclausule van artikel 9.1, eerste lid, van de Wht.
In gevallen waarin er omstandigheden zijn die een geldige reden kunnen vormen voor een te late aanmelding, zal door Dienst Toeslagen worden gekeken of er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. [1]
3. Eiseres heeft haar aanvraag ingediend op 14 mei 2024. Dat is te laat. Volgens Dienst Toeslagen is ook geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding die maakt dat de aanvraag van eiseres toch in behandeling moet worden genomen. De rechtbank is dat met Dienst Toeslagen eens.
4. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft meerdere uitspraken gedaan over de toepassing van de hardheidsclausule van artikel 9.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wht in zaken die gaan over de overname van private schulden. [2] Daarin heeft de Afdeling geoordeeld dat voor een geslaagd beroep op de hardheidsclausule sprake moet zijn van schrijnende omstandigheden waarbij kan worden gedacht aan serieuze en structurele financiële nood, aan ernstige medische omstandigheden, of aan andere ontwrichtende persoonlijke omstandigheden. Daarbij gaat het niet zozeer om omstandigheden die zich hebben voorgedaan in de periode waarin de toeslagenaffaire zich voltrok en die vanzelfsprekend in veel gevallen schrijnend zijn geweest en tot schade kunnen leiden en ook vaak hebben geleid en waarvoor de herstelmaatregelen uit de Wht beogen een oplossing te bieden. Het moet gaan om actuele omstandigheden die samenhangen met (de gevolgen van) een weigering om de schulden over te nemen of te compenseren.
5. De rechtbank ziet geen reden om in zaken zoals deze, waarin het gaat om een te late aanmelding, anders aan te kijken tegen de toepassing van de hardheidsclausule. Dat betekent dat de aanvrager voldoende aannemelijk moet maken dat hij zich tijdens de aanvraagperiode in een dermate schrijnende situatie bevond dat hij daardoor geen aanvraag kon indienen.
6. Eiseres voert aan dat zij niet op de hoogte was van de uiterste datum waarop zij zich kon aanmelden. In 2018 is zij naar België verhuisd/gevlucht vanwege oplopende schulden en bedreigingen en zelfs mishandelingen door schuldeisers. In de Belgische media is weinig aandacht besteed aan de toeslagenaffaire in Nederland en met familie en oude vrienden had eiseres nagenoeg geen contact.
7. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat eiseres niet op de hoogte was van de mogelijkheid om compensatie aan te vragen en dat hieraan een termijn was verbonden, niet als bijzondere omstandigheid kan worden aangemerkt en daardoor niet leidt tot verschoonbare termijnoverschrijding. De mogelijkheid om op grond van de Wht compensatie aan te vragen is veelvuldig en op verschillende manieren onder de aandacht van de burger gebracht, waarbij werd vermeld dat burgers zich tot 1 januari 2024 konden aanmelden via de website of telefoon. Ook in België is de toeslagenaffaire in het nieuws geweest. Op de zitting heeft Dienst Toeslagen er terecht op gewezen dat er ook veel aanvragen zijn ingediend door mensen die (inmiddels) in België wonen, hetgeen ook de rechtbank ambtshalve bekend is.
Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank in de enkele stelling dat eiseres niet op de hoogte was, geen grond voor het oordeel dat de Dienst Toeslagen dit als een bijzondere omstandigheid had moeten aanmerken.
8. Eiseres heeft op de zitting verwezen naar de uitspraak van de rechtbank Limburg van 22 augustus 2025 [3] en de uitspraken van de rechtbank Amsterdam van 15 augustus 2025 [4] . De rechtbank Limburg heeft in haar uitspraak overwogen dat zij op de zitting van Dienst Toeslagen heeft begrepen dat de beoordelingsmaatstaf die wordt gehanteerd voor de hardheidsclausule er in de praktijk toe leidt dat de hardheidsclausule niet, of in ieder geval vrijwel niet, wordt toegepast wanneer sprake is van een termijnoverschrijding. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat Dienst Toeslagen ten onrechte heeft geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
9. De rechtbank overweegt dat Dienst Toeslagen op de zitting van 22 september 2025 nader heeft toegelicht dat het niet juist is dat de hardheidsclausule vrijwel nooit wordt toegepast wanneer sprake is van een termijnoverschrijding. Dienst Toeslagen heeft hier naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Limburg onderzoek naar gedaan en daaruit is gebleken dat 38% van de te late aanmeldingen alsnog in behandeling is genomen met toepassing van de hardheidsclausule. Het gaat dan bijvoorbeeld om schrijnende situaties met ernstige medische omstandigheden of een gezin met zware zorgtaken voor meerdere kinderen.
10. De rechtbank overweegt verder dat in de zaak van de rechtbank Limburg medische omstandigheden een rol speelden en die rechtbank van belang heeft geacht dat sprake was van een taalbarrière. Daarvan is in het geval van eiseres geen sprake. Haar situatie is evenmin vergelijkbaar met de situaties zoals beschreven in de uitspraken van de rechtbank Amsterdam. Haar beroep op deze uitspraken slaagt daarom niet.
11. De rechtbank komt tot het oordeel dat strikte toepassing van de aanmeldtermijn in het geval van eiseres niet leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat Dienst Toeslagen de aanvraag van eiseres niet in behandeling hoeft te nemen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Brief van de staatssecretaris van Financiën, Toeslagen en Douane van 24 november 2023.
2.Zie de uitspraken van 12 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:456, 12 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1004 en 2 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1435.