1.5.Het verzoek om handhaving in deze zaak hangt samen met de omgevingsvergunning voor het in strijd met de bestemming ‘Tuin’ gebruiken van een deel van het perceel als containeropstelplaats voor afval. De rechtbank heeft heden onder nummer UTR 24/5844 en UTR 24/5901 een tussenuitspraak gedaan op het beroep van onder meer de bomenstichting over deze omgevingsvergunning.
Beoordeling door de rechtbank
2. Bij de beoordeling van het beroep stelt de rechtbank voorop dat een bestuursorgaan alleen bevoegd is om handhavend op te treden als sprake is van een overtreding van een wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 5:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Is daarvan geen sprake, dan bestaat geen bevoegdheid tot het aanwenden van bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten. Is wel sprake van een overtreding dan moeten bestuursorganen in beginsel handhavend optreden, tenzij sprake is van een concreet zicht op legalisering of handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding met de te dienen belangen.
3. De rechtbank stelt vast dat niet meer in geschil is dat de containeropstelplaats voor het opslaan van bedrijfsafval van de op het perceel aanwezige horecabedrijven in strijd is met het omgevingsplan. De rechtbank heeft dit bevestigd in haar uitspraak van 19 december 2023.
4. Gelet op de vernieling van bomen (APV) en de horecaoverlast (Horecaverordening) vinden eisers dat handhavend moet worden opgetreden. De ratten komen op het afval af en het gebruik van containers om afval en lege flessen in te dumpen zorgt voor geluidsoverlast. Eisers merken daarbij op dat al langer sprake is van een restaurant en dat de vraag rijst waar het afval de afgelopen jaren is gestald. Volgens eisers kon het dus ook zonder dat containers in de tuin worden geplaatst.
5. Eisers betwisten verder het standpunt van het college dat sprake is van een concreet zicht op legalisering. Weliswaar is een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor de containersopstelplaats en is het college voornemens die vergunning te verlenen, maar daarbij wordt voorbijgegaan aan de schade aan de boom en de geluidsoverlast. Daarbij zijn eisers van mening dat advies dient te worden ingewonnen van een onafhankelijk bureau, vanwege de relatie tussen het gemeentebestuur en vergunninghouder.
6. Volgens vaste rechtspraak kan een concreet zicht op legalisering worden aangenomen als een aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend op de voorbereiding waarvan de reguliere procedure van toepassing is en het college bereid is deze vergunning te verlenen.De rechtbank stelt vast dat een aanvraag om omgevingsvergunning is ingediend ter legalisering van het gebruik van een deel van de tuin bij de horecabedrijven op het perceel als containeropstelplaats. Deze omgevingsvergunning kan met de reguliere voorbereidingsprocedure uit paragraaf 16.5.2 van de Omgevingswet worden voorbereid. Het college heeft inzichtelijk gemaakt dat het voornemens is de vergunning te verlenen. Daartoe heeft het college een positief advies van de stedenbouwkundige afdeling overgelegd. Anders dan eisers betogen, hoeft een dergelijk advies niet afkomstig te zijn van een onafhankelijke instantie. Het feit dat het gebruikelijk is dat mannelijke burgemeester als erelid worden benoemd van de sociëteit die op het perceel is gevestigd, maakt dat niet anders. Ten tijde van het bestreden besluit was het niet op voorhand evident dat de omgevingsvergunning geen rechtskracht zou verkrijgen. Gelet hierop was ten tijde van het bestreden besluit sprake van een concreet zicht op legalisering en heeft het college het verzoek om handhavend op te treden kunnen afwijzen.
7. Eisers voeren ten slotte nog aan dat een proceskostenvergoeding had moeten worden toegekend in de bezwaarschriftfase, omdat het primaire besluit onjuist was. Het college stelt onder verwijzing naar verschillende uitsprakenvast dat geen aanleiding bestaat voor een proceskostenvergoeding, omdat het rechtsgevolg van het besluit – namelijk het weigeren van het verzoek om handhavend op te treden – gelijk is gebleven. De rechtbank stelt vast dat het college het primaire besluit niet heeft herroepen, zodat geen aanleiding bestaat voor een proceskostenvergoeding in bezwaar.