ECLI:NL:RBMNE:2025:6049

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
25/3782
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
  • M. Coenen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep niet-ontvankelijk wegens ontbreken procesbelang in terugvordering WIA-uitkering

Op 30 oktober 2025 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de terugvordering van een te veel ontvangen WIA-uitkering. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uwv waarin hem werd meegedeeld dat hij een bedrag van € 5.353,56 bruto moest terugbetalen. Na bezwaar heeft het Uwv een nieuwe beslissing genomen, waarbij het terugvorderingsbedrag werd verlaagd naar € 1.563,86 netto. Eiser was het eens met de nieuwe berekening, maar wilde de behandeling van zijn bezwaar voortzetten omdat hij de werkwijze van het Uwv wilde aanvechten. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 30 oktober 2025 behandeld, maar geconcludeerd dat er geen procesbelang was. Eiser had zijn beroep niet ingetrokken, maar de rechtbank oordeelde dat de wens om een principiële uitspraak te krijgen niet voldoende was om procesbelang aan te nemen. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet inhoudelijk werd beoordeeld. Eiser kreeg wel het griffierecht vergoed, maar er werden geen proceskosten toegewezen. De uitspraak werd openbaar gedaan door rechter M. Coenen, in aanwezigheid van griffier P. Molenaar.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/3782

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

30 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1. In het besluit van 15 januari 2025 heeft het Uwv aan eiser laten weten dat hij de teveel ontvangen WIA-uitkering van € 5.353,56 bruto (€ 4.415,62 netto) moet terugbetalen. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 9 mei 2025 op het bezwaar is het Uwv bij zijn beslissing gebleven (bestreden besluit 1). Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.1.
Het Uwv heeft op 13 oktober 2025 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen (bestreden besluit 2). In bestreden besluit 2 heeft het Uwv een nieuwe berekening gemaakt omdat de berekening in de situatie van eiser onevenredig uitpakt. Het Uwv heeft in bestreden besluit 2 beslist dat de terugvordering wordt verlaagd naar € 1.563,86 netto.
1.2.
Eiser heeft naar aanleiding van de nieuwe beslissing op bezwaar laten weten dat hij zich in de basis kan vinden in de door het Uwv toegepaste berekening maar dat hij zich niet kan vinden in de wijze waarop zijn bezwaar is behandeld. Eiser wenst daarom de zitting door te laten gaan.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 30 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het Uwv.
1.4.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

Bestreden besluit 1
2. Eiser heeft het beroep tegen bestreden besluit 1 niet ingetrokken. Met de nieuwe beslissing op bezwaar van 13 oktober 2025, bestreden besluit 2, is bestreden besluit 1 vervallen. Het beroep van eiser tegen bestreden besluit 1 is daarom niet-ontvankelijk.
Bestreden besluit 2
3. In de gewijzigde beslissing van 13 oktober 2025 heeft het Uwv het terugvorderingsbedrag verlaagd naar € 1.563,86 netto. Het Uwv geeft aan dat maatwerk is toegepast, omdat de reguliere wijze van verrekening van inkomsten in de situatie van eiser onevenredig uitpakt.
3.1.
Eiser heeft in zijn reactie van 22 oktober 2025 aangegeven dat hij zich in de basis kan vinden in de aan bestreden besluit 2 ten grondslag liggende berekening en dat dit vanaf het begin zijn standpunt is geweest. Op de zitting heeft eiser nog toegelicht dat het Uwv weliswaar ook een andere berekeningswijze had kunnen gebruiken, maar dat hij zich kan vinden in het terugvorderingsbedrag zoals dat in het bestreden besluit 2 is vastgesteld. Eiser is tevreden met dat het Uwv hem uiteindelijk is tegemoetgekomen en met de hoogte van het terugvorderingsbedrag.
3.2.
De rechtbank stelt vast, op grond van de ingediende stukken en hetgeen op de zitting is besproken, dat met bestreden besluit 2 aan de bezwaren van eiser tegemoet is gekomen wat betreft de hoogte van het terugvorderingsbedrag.
Procesbelang
4. Nu het Uwv is tegemoetgekomen aan de bezwaren van eiser wat betreft de hoogte van het terugvorderingsbedrag, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep en daarmee of de rechtbank het beroep in deze zaak inhoudelijk kan beoordelen.
4.1.
In vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep is neergelegd dat eerst sprake is van (voldoende) procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van beroep nastreeft ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener zelf feitelijke betekenis kan hebben. [1] Het hebben van een formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
4.2.
Eiser heeft zijn beroep niet ingetrokken en de rechtbank verzocht om een principiële uitspraak te doen. De wens van eiser is dat het Uwv door de rechtbank wordt aangesproken op niet alleen de afhandeling van zijn persoonlijke dossier, maar ook op de werkwijze in algemene zin. Dat eiser zo ver heeft moeten gaan om echt gehoord te worden zegt volgens hem iets over de toegankelijkheid van het Uwv als organisatie, die niet aansluit bij de doelgroep die het Uwv bedient. Eiser wil met het doorzetten van zijn beroep bijdragen aan jurisprudentie om in de toekomst anderen een dergelijk pad te besparen. Op de zitting heeft eiser in aanvulling hierop nog toegelicht dat het wellicht idealistisch is, maar dat hij denkt dat het beter moet kunnen.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van onvoldoende procesbelang. Met een beoordeling van het beroep kan eiser geen ander resultaat bereiken dat voor hem feitelijke betekenis kan hebben. De wens van eiser dat de rechtbank een principiële uitspraak doet met het oog op mogelijke vergelijkbare situaties in de toekomst voor anderen dan eiser, is volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep onvoldoende om procesbelang aan te nemen in de zaak van eiser. [2] Wat eiser hoopt te bereiken met zijn beroep heeft een louter principieel karakter en dat is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang. Dit betekent dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep tegen de bestreden besluiten is wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt.
5.1.
Het Uwv moet wel het griffierecht aan eiser vergoeden. Dit omdat het Uwv pas in beroep aan de bezwaren van eiser tegemoet is gekomen en een nieuwe beslissing heeft genomen. Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
5.2.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen de bestreden besluiten niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 53,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2025 door mr. M. Coenen, rechter, in aanwezigheid van P. Molenaar, griffier.
De griffier is verhinderd
te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1874
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3628.