In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 september 2025 een tussenvonnis uitgesproken waarin de rechtbank oordeelt dat de overeenkomst tussen Stichting Open Nederland (SON) en [gedaagde] B.V. gedeeltelijk wordt ontbonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen met betrekking tot de levering van de benodigde capaciteit voor dienst b. Gedaagde heeft een variabele vergoeding van € 9.788.628,80 gefactureerd aan SON, maar de rechtbank komt tot de conclusie dat gedaagde € 2.411.110,18 moet terugbetalen aan SON. Dit bedrag is het resultaat van een berekening waarbij de waarde van de prestatie van gedaagde is vastgesteld op 54,6% van de gefactureerde variabele vergoeding. De rechtbank heeft partijen de gelegenheid gegeven om hun standpunten over de waarde van de prestatie van gedaagde in een akte naar voren te brengen, maar heeft de nieuwe argumenten van gedaagde buiten beschouwing gelaten wegens strijd met de goede procesorde. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een nieuwe mondelinge behandeling, omdat partijen voldoende gelegenheid hebben gehad om op elkaars standpunten te reageren. De rechtbank heeft de proceskosten van SON begroot op € 23.186,37, die door gedaagde moeten worden betaald. De wettelijke rente over het terug te betalen bedrag is toegewezen vanaf 14 dagen na de dagtekening van het vonnis.