5.3.Oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder de verdachte dit feit heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee. Dit licht de rechtbank hieronder toe.
Ernst en omstandigheden van het feit
De verdachte heeft meerdere keren seksueel contact gehad met een patiënt op de FPA van [instelling 1] , waar hij als begeleider werkzaam was. De verdachte wist dat op een FPA kwetsbare mensen met (ingewikkelde) psychische problemen verblijven. Dat gold ook voor [slachtoffer] . Zij was, in de gesloten setting van de FPA, aan de hulp en zorg van onder andere de verdachte toevertrouwd en de verdachte heeft hier met zijn handelen onvoldoende rekening mee gehouden en zodoende misbruik gemaakt van zijn machtspositie ten opzichte van [slachtoffer] . Dit terwijl de verdachte wist dat en waarom seksuele relaties tussen patiënten en medewerkers van de FPA niet waren toegestaan. Hij was op de hoogte van de voor hem geldende gedragsregels. Daarnaast vertelde de verdachte op de zitting dat er in de kliniek eerder sprake was van (seksuele) relaties tussen werknemers en patiënten en dat in overleggen die hierop volgden steeds werd benadrukt dat - en waarom - dit niet kan. Dat dit de verdachte er niet van heeft weerhouden een seksuele relatie aan te gaan met [slachtoffer] , neemt de rechtbank hem kwalijk.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit het strafblad van de verdachte van 20 oktober 2025 blijkt dat hij niet eerder voor een misdrijf is veroordeeld. De rechtbank weegt dit niet in strafverzwarende of strafmatigende zin mee.
De reclassering heeft op 11 november 2025 een rapport over de verdachte opgemaakt De reclassering ziet het psychosociaal functioneren van de verdachte als de belangrijkste delictgerelateerde factor. In de periode voorafgaand aan en tijdens het bewezen verklaarde ging het niet goed met de verdachte. Hiervoor zocht hij geen hulp maar vluchtte hij in middelengebruik. De verdachte kreeg relatieproblemen. Hij is onzeker en gevoelig voor afwijzing en vond bevestiging en erkenning bij [slachtoffer] . De verdachte realiseert zich dat dit nooit had mogen gebeuren. Hij heeft hulp gezocht. De verdachte heeft zich ingezet voor gedragsverandering. Zo is de verdachte een behandeling bij de [instelling 2] gestart voor zijn (langdurige) verslavingsproblematiek en daarnaast is de verdachte onder behandeling bij de [instelling 3] waarbij aandacht wordt besteed aan agressieregulatieproblematiek. Een positieve verandering is merkbaar; de verdachte is meer open en wordt minder snel boos. Wel constateert de reclassering nog een aantal risicofactoren die de kans op herhaling vergroten, zoals een beperkt aantal sociale contacten, gevoelens van eenzaamheid en afwijzing en
negatieve emotionaliteit. De verdachte zit momenteel in de Ziektewet. Door een ernstig motorongeval in september 2025 is re-integratie (nog) niet mogelijk. Het is, mede door de combinatie met de verdachte zijn chronische aandoening (MS), onzeker of de verdachte in de toekomst weer kan werken. Ondanks dat er momenteel nog risicofactoren aanwezig zijn, is er ook hulpverlening betrokken die zich mede richt op het delictgedrag. De reclassering schat daarom het gevaar voor herhaling laag in en adviseert om een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden.
De verdachte heeft op de zitting open verteld over het bewezen verklaarde en over zichzelf. Hij erkent dat hij [slachtoffer] nooit had mogen belasten met zijn eigen problemen en dat hij met zijn handelen haar grenzen heeft overschreden. De verdachte heeft spijt van zijn daden en de gevolgen hiervan voor [slachtoffer] . De verdachte heeft verder verteld dat hij voor zijn fysieke klachten meerdere keren per week wordt behandeld bij diverse specialisten.
Strafoplegging
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die zijn opgelegd in vergelijkbare zaken. Die variëren van de combinatie van een forse onvoorwaardelijke taakstraf en een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De verschillen worden bepaald door de omstandigheden waaronder seksueel contact plaatsvond en de persoonlijke omstandigheden van de verdachten.
In dit geval gaat het om ontucht gepleegd op meerdere momenten in een periode van anderhalve maand. De ontucht vond plaats op plekken waar het voor [slachtoffer] moeilijk was (fysiek) afstand te nemen van de verdachte. Ook is meermalen sprake geweest van verschillende seksuele handelingen, waaronder geslachtsgemeenschap. Deze omstandigheden rechtvaardigen in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank is bovendien, net zoals de officier van justitie, van oordeel dat in deze zaak het taakstrafverbod aan de orde is. De verdachte heeft met zijn handelen, dat mede bestond uit geslachtsgemeenschap, namelijk een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] .
De rechtbank legt, gelet op het voorgaande, aan de verdachte een deels (on)voorwaardelijke gevangenisstraf op. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte zijn aanleiding om het onvoorwaardelijke deel te beperken tot een dag en te kiezen voor een fors voorwaardelijk deel gecombineerd met een taakstraf. De verdachte toont zich schuldbewust en is met zichzelf aan de slag gegaan. De rechtbank vindt het van belang dat de verdachte doorgaat met de behandeling en begeleiding die heeft geleid tot positieve gedragsverandering. Daarnaast heeft de verdachte te kampen met (ernstig) invaliderende fysieke klachten, waarvoor hij wekelijks meerdere behandelafspraken heeft, en is hij als gevolg van het door hem gepleegde strafbare feit zijn baan, huis en gezin kwijtgeraakt. Daar staat tegenover dat de rechtbank het belangrijk vindt dat de ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor [slachtoffer] tot uitdrukking worden gebracht in de hoogte van de straf.
Gelet op dit alles legt de rechtbank aan de verdachte op een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis op.
De rechtbank wijkt af van de eis van de officier van justitie, omdat zij met het oog op vergelijkbare jurisprudentie lagere en gecombineerde straffen als uitgangspunt heeft genomen. De straf die wordt opgelegd brengt, naar het oordeel van de rechtbank, de ernst van het bewezen verklaarde bovendien voldoende tot uitdrukking.