In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 december 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een uitkering ontving op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb), en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem. Eiser heeft werkzaamheden verricht die hij niet heeft gemeld aan verweerder, waardoor hij zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. Verweerder heeft daarop de uitkering van eiser opgeschort en een schatting gemaakt van het aantal arbeidsuren en de inkomsten, aangezien eiser geen administratie bijhield. De rechtbank oordeelt dat verweerder op juiste gronden heeft gehandeld, maar dat de schatting van het inkomen te hoog was. De rechtbank vernietigt het besluit van verweerder voor zover het betreft de terugvordering van € 15.276,04 en draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Eiser ontving sinds 2005 een Wwb-uitkering en na een melding van zijn ex-echtgenote is er een onderzoek ingesteld door de sociale recherche. Eiser heeft verklaard dat hij niet meer naar de bloemenstallen zou gaan, maar de rechtbank oordeelt dat er voldoende grondslag was voor de opschorting van de uitkering. Eiser heeft zijn inlichtingenplicht geschonden door zijn werkzaamheden niet te melden, wat verweerder het recht gaf om de uitkering te herzien en terug te vorderen. De rechtbank concludeert dat eiser wel degelijk werkzaamheden heeft verricht, maar dat de hoogte van de geschatte inkomsten niet realistisch was gezien zijn medische situatie. De rechtbank bepaalt dat de terugvordering opnieuw moet worden berekend en dat verweerder het griffierecht en de proceskosten aan eiser moet vergoeden.