In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 november 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor de aanleg van een brug. De eisers, bewoners van de omgeving, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, dat op 12 maart 2013 een omgevingsvergunning had verleend aan [naam bedrijf] Aannemingsmaatschappij B.V. voor de aanleg van de brug. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bezwaren van de eisers tegen het bestreden besluit ongegrond waren verklaard, maar dat er in de procedure ernstige gebreken waren geconstateerd in de motivering van het besluit.
Tijdens de zittingen op 24 april en 13 oktober 2014 is gebleken dat de verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de impact van de brug op de omgeving en de belangen van de eisers. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 23 mei 2014 verweerder de gelegenheid gegeven om de gebreken te herstellen, maar de aanvullende motivering die is ingediend, bleek niet voldoende om de onduidelijkheden weg te nemen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de belangen van de eisers, die hinder ondervinden van het verkeer dat gebruik maakt van de brug, zwaarder wegen dan het belang van de aanvrager, dat niet overtuigend is aangetoond.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd en de aanvraag voor de omgevingsvergunning geweigerd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vergunning niet kan worden verleend, omdat de aanvrager niet heeft aangetoond dat de brug noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering en dat de hinder voor de omwonenden niet kan worden genegeerd. De rechtbank heeft ook bepaald dat het college van burgemeester en wethouders het door de eisers betaalde griffierecht moet vergoeden. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en transparantie in de besluitvorming omtrent omgevingsvergunningen, vooral wanneer de belangen van omwonenden in het geding zijn.