Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Tussen partijen vaststaande feiten
De ondergetekenden:
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 15 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een eigenaar van vakantiewoningen, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser verhuurt een aantal woningen op een vakantiepark, maar de rechtbank oordeelt dat deze exploitatie niet als een onderneming kan worden aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat de BV van de zoon van eiser de beheerder van het vakantiepark is en dat de beheerswerkzaamheden niet voor rekening en risico van eiser plaatsvinden, maar voor die van de BV. Eiser heeft in 2008 de resultaten van de exploitatie van de vakantiewoningen aangegeven als winst uit onderneming, maar de rechtbank oordeelt dat de werkzaamheden van eiser niet meer omvatten dan normaal vermogensbeheer. De rechtbank concludeert dat de inkomsten uit de verhuur van de vakantiewoningen terecht tot de rendementsgrondslag van box 3 zijn gerekend. Eiser had eerder de woningen als belegging in box 3 opgegeven en er is onvoldoende bewijs dat de exploitatie sinds 2008 als onderneming kan worden gekwalificeerd. De rechtbank wijst ook het subsidiaire standpunt van eiser af, dat de inkomsten als resultaat uit overige werkzaamheden moeten worden aangemerkt. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.