In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst. De rechtbank behandelt de vraag of de bestuurders [A] en [B], die elk 40% van de aandelen in de vennootschap bezitten, als directeur-grootaandeelhouders moeten worden aangemerkt voor de toepassing van de werknemersverzekeringen. De inspecteur had eerder naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd over de periode van 11 september 2008 tot en met 31 december 2012, en deze aanslagen werden gehandhaafd na bezwaar. Eiseres, vertegenwoordigd door haar bestuurders en een gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen deze naheffingsaanslagen.
De rechtbank overweegt dat volgens de Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder, bestuurders die in de algemene vergadering van de vennootschap een gelijk aantal stemmen kunnen uitbrengen, als directeur-grootaandeelhouders worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat [A] en [B] als directeur-grootaandeelhouders moeten worden gekwalificeerd, omdat zij elk 40% van de aandelen bezitten en daarmee een gelijk aantal stemmen kunnen uitbrengen. De rechtbank wijst erop dat de aanwezigheid van een derde aandeelhouder met 20% van de aandelen niet afdoet aan deze kwalificatie.
De rechtbank oordeelt dat de inspecteur ten onrechte [A] en [B] als werknemers heeft gekwalificeerd voor de werknemersverzekeringen. De naheffingsaanslagen kunnen daarom niet in stand blijven. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslagen, en veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.