ECLI:NL:RBNHO:2015:10835

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 december 2015
Publicatiedatum
9 december 2015
Zaaknummer
14-3623
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een functie binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie en de rechtsgeldigheid van de transponeringstabel

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een politieambtenaar (eiser) en de korpschef van politie (verweerder) over de toekenning van een functie binnen het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP). Eiser was het niet eens met de toekenning van de functie Operationeel Expert GGP, gewaardeerd in salarisschaal 9, en stelde dat hij op basis van een bevorderingsbesluit naar de functie Wijkteamchef B, gewaardeerd op schaal 10, had moeten worden gematcht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het primaire besluit van 16 december 2013, waarin de functie aan eiser werd toegekend, en het bestreden besluit van 31 juli 2014, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard, niet voldoende gemotiveerd waren. De rechtbank oordeelde dat de transponeringstabel, die als bijlage bij de Regeling LFNP is gevoegd, niet als een algemeen verbindend voorschrift kan worden aangemerkt, maar dat het motiveringsgebrek niet tot schade voor eiser heeft geleid. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, met de opdracht aan verweerder om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/3623

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2015 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. W.J. Dammingh),
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser een functie in het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) toegekend en bepaald dat hij op 1 januari 2012 overgaat naar de LFNP-functie Operationeel Expert GGP, gewaardeerd in salarisschaal 9.
Bij besluit van 31 juli 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door C. Lamuadni, kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.H. Horst, mr. M.J. de Vries en L.M. van den Hil.

Overwegingen

1.1.
In het Akkoord Arbeidsvoorwaarden sector Politie 2008-2010 is onder meer afgesproken dat voor de sector Politie landelijk een nieuw functiegebouw zal gaan gelden. Er is vervolgens een stelsel van 92 organieke functies met daarbij behorende functiebeschrijvingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per organieke functie. Aan de functies zijn, daar waar nodig geacht, werkterreinen, aandachtsgebieden en specifieke functionaliteiten gekoppeld. Dit geheel wordt aangeduid als het LFNP en is door de Minister van Veiligheid en Justitie (hierna: de Minister) op 7 mei 2013 vastgelegd in de Regeling vaststelling LFNP (Stcrt. 2013, 13079). Invoering van het LFNP geschiedt in stappen, hetgeen is beschreven in de ‘Regeling overgang naar een LFNP functie’ (hierna: de Regeling), vastgesteld door de Minister op 8 mei 2013 (Stcrt. 2013, 13141).
1.2.
De eerste stap betreft de vaststelling van de uitgangsposities van de politieambtenaren in de periode vanaf 31 december 2009 tot en met 31 maart 2011. Met het oog op het bepalen van de uitgangspositie is aan alle politieambtenaren eerst een voorgenomen besluit uitgangspositie gezonden. Daarin is onder meer gewezen op de mogelijkheid om uiterlijk op 23 mei 2011 eenmalig functieonderhoud aan te vragen op de wijze zoals omschreven in artikel 3 van de op 9 februari 2012 vastgestelde Tijdelijke regeling functieonderhoud politie (Trfp) (Stcrt. 2012, 3097). In de periode vanaf 1 april 2011 tot en met 31 december 2011 zijn alle individuele functiewijzigingen en de daarmee samenhangende gewijzigde uitgangsposities bij besluit vastgelegd. Vervolgens is op de peildatum 31 december 2011 voor iedere politieambtenaar vastgesteld in hoeverre sprake is van specifieke werkzaamheden door middel van een aanvullend besluit uitgangspositie.
1.3.
De tweede stap is het bepalen van een zogenaamde ‘match’ met de LFNP-functies door een daartoe in het leven geroepen werkgroep matching. Bij het matchingsproces zijn de Regeling, het reglement voor de werkwijze van de werkgroep matching en de beleidsregel Instructie organieke matching bepalend. De Regeling schrijft voor dat op basis van de functiebeschrijvingen het meest vergelijkbare LFNP-domein wordt vastgesteld: Leiding, Uitvoering of Ondersteuning. Hierna worden de functiebeschrijvingen die zijn ingedeeld in de domeinen Uitvoering en Ondersteuning verder ingedeeld in het meest vergelijkbare vakgebied. Vervolgens wordt binnen het vakgebied de meest vergelijkbare LFNP-functie vastgesteld, waarbij een LFNP-functie met een overeenkomstige salarisschaal zonder meer als de meest vergelijkbare functie heeft te gelden (‘matching op schaal’). De resultaten van deze matching zijn vastgelegd in een transponeringstabel, die als bijlage bij de Regeling is gevoegd en gelijktijdig is gepubliceerd. De bijlage is sindsdien een aantal keer vervangen door een gewijzigde transponeringstabel, welke wijzigingen eveneens zijn gepubliceerd in de Staatscourant.
1.4
Het bestreden besluit ziet op de derde stap: de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie aan alle politieambtenaren, waarbij op grond van de Regeling (artikel 5, tweede en derde lid) de uitgangspositie en de transponeringstabel bepalend zijn. Verweerder is daarbij de mogelijkheid gegeven om - na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie - van voornoemde uitgangspunten af te wijken indien dit in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien sprake is van een bijzondere situatie (artikel 5, vierde lid, van de Regeling, hierna: de hardheidsclausule).
2.1
Bij het besluit uitgangspositie heeft verweerder de uitgangspositie van eiser voor de overgang naar het LFNP vastgesteld op de functie Wijkteamchef per peildatum
31 december 2011.
2.2
Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiser een functie uit het LFNP toegekend en bepaald dat eiser op 1 januari 2012 overgaat naar de functie Operationeel Expert GGP met als waardering schaal 9. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
3. Eiser heeft aangevoerd dat het bestreden besluit onbevoegd is genomen. De rechtbank overweegt onder verwijzing naar hetgeen de Centrale Raad van Beroep (de Raad) heeft overwogen in zijn uitspraak van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550) dat de programmadirecteur HRM bevoegd was om namens verweerder op het bezwaar van eiser te beslissen. De beroepsgrond slaagt niet.
4.1
Eiser heeft voorts aangevoerd dat de transponeringstabel die als bijlage bij de Regeling Regeling is gevoegd niet gekwalificeerd kan worden als een algemeen verbindend voorschrift (avv).
4.2
De Raad heeft in de uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663) overwogen dat de transponeringstabel niet kan worden aangemerkt als een avv. Het bestreden besluit is in zoverre ondeugdelijk gemotiveerd. Dit motiveringsgebrek passeert de rechtbank met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, nu eiser door dit gebrek niet in zijn belangen is geschaad.
5.1
Eiser stelt verder dat sprake is van een onjuiste matching. Volgens eiser zijn bij de matching niet de juiste gegevens gebruikt, waardoor hij niet de juiste LFNP-functie toegekend heeft gekregen. Eiser stelt dat hij op grond van het bevorderingsbesluit van
1 oktober 2012 is bevorderd naar de korpsfunctie Wijkteamchef B, gewaardeerd op schaal 10. Dit betreft niet de toekenning van een persoonlijke schaal, hetgeen ook blijkt uit het bevorderingsbesluit waarin staat dat de toelage naar schaal 10 die eiser voordien ontving komt te vervallen, nu eiser bij het bevorderingsbesluit wordt bezoldigd in de bij zijn functie behorende salarisschaal 10. Eiser stelt dan ook dat hij gematcht had moeten worden met de functie van Operationeel Specialist B, gewaardeerd op schaal 10. In dit verband heeft eiser verwezen naar de uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 mei 2015 (ECLI:NL:RBZWB:2015:3649) en de rechtbank Oost-Brabant van 14 juli 2015 (ECLI:NL:RBOBR:2015:3994).
5.2
De Raad heeft in voornoemde uitspraken van 1 juni 2015 geoordeeld dat aan de transponeringstabel een zwaarwegende betekenis moet worden gehecht en dat in beginsel niet van deze tabel wordt afgeweken. Verweerder mag bij het nemen van besluiten over de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie ervan uitgaan dat toepassing van de voor het matchingsproces geldende regels tot de in de tabel vermelde uitkomst leidt en ter motivering mag in beginsel worden volstaan met een verwijzing naar de transponeringstabel.
5.3
Voorts volgt uit bovengenoemde uitspraak dat het in artikel 3 van de Regeling neergelegde uitgangspunt dat matching plaatsvindt op basis van de formele (schriftelijke) functiebeschrijving van de korpsfunctie en dat voor de match met de meest vergelijkbare functie binnen het toegekende vakgebied de salarisschaal van de korpsfunctie in beginsel bepalend is, niet maakt dat aan de inhoud of de wijze van totstandkoming van de Regeling zodanige ernstige feilen kleven dat deze niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten. Het is aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende. Verder kan de politieambtenaar zich in dit verband niet beroepen op feiten of omstandigheden die hij reeds in het kader van de vaststelling van de uitgangspositie naar voren had kunnen brengen.
5.4
Verweerder stelt zich op het standpunt dat binnen het voormalige korps Zaanstreek-Waterland maar één organieke functie was van Wijkteamchef en dat deze is gewaardeerd op schaal 9. Dit blijkt volgens verweerder ook uit het resultaat van het functiewaarderingstraject; deze wordt functie niet hoger gewaardeerd dan schaal 9. Verweerder blijft erbij dat eiser middels het bezoldigingsbesluit een persoonlijke schaal 10 heeft gekregen. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat het bezoldigingsbesluit ongelukkig is geformuleerd, maar dat geen organieke functie van Wijkteamchef B met schaal 10 bestaat en het bezoldigingsbesluit daarom niet anders kan worden opgevat dan dat daarbij een persoonlijke schaal 10 aan eiser is toegekend.
5.5
De rechtbank stelt voorop dat verweerder ter zitting desgevraagd heeft aangegeven dat het feit dat het bezoldigingsbesluit van na de peildatum dateert niet relevant is. De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van dit bezoldigingsbesluit duidelijk en expliciet is, en niet duidt op een fout. Indien verweerder van mening is dat de inhoud van het bezoldigingsbesluit onjuist is, dan had het in de rede gelegen dat hij deze fout had gecorrigeerd. De rechtszekerheid brengt met zich dat eiser recht heeft op een eventuele correctie van het bezoldigingsbesluit, zodat hij daartegen rechtsmiddelen kan aanwenden. De juistheid van het bezoldigingsbesluit houdt immers rechtstreeks verband met de matching. Zoals de zaken er thans voorliggen, is - gelet op het bezoldigingsbesluit - onvoldoende gemotiveerd waarom eiser is gematcht met de LFNP-functie van Operationeel Expert GGP, gewaardeerd op schaal 9.
6. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit dan ook vernietigen, nu sprake is van een motiveringsgebrek ten aanzien van de matching. Omdat verweerder het motiveringsgebrek op meerdere manieren kan herstellen, waaronder door wijziging van het bezoldigingsbesluit, waartegen eiser separaat rechtsmiddelen kan aanwenden, ziet de rechtbank geen aanleiding voor toepassing van de bestuurlijk lus als bedoeld in artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht. De overige beroepsgronden van eiser behoeven geen bespreking meer.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 165,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 980,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, rechter, in aanwezigheid van
R.I. ten Cate, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.