Op 11 augustus 2015 heeft verzoeker een verzoek ingediend bij de Rechtbank Noord-Holland tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. In dit kader verzocht hij de rechtbank om een voorlopige voorziening ex artikel 287 lid 4 van de Faillissementswet (Fw) te treffen. Dit verzoek was gericht tegen de officier van justitie bij het Arrondissementsparket Noord-Nederland, die had aangekondigd het rijbewijs van verzoeker in te nemen wegens een openstaande boete op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). Verzoeker had een boete van € 124,- opgelegd gekregen, die voor 14 augustus 2015 betaald moest worden, anders zou hij zijn rijbewijs moeten inleveren voor vier weken.
De rechtbank overwoog dat de bevoegdheid van de officier van justitie tot het innemen van het rijbewijs niet kan worden aangevochten via een rechtsmiddel, waardoor verzoeker ontvankelijk was in zijn verzoek. Verzoeker stelde dat hij bezig was met het treffen van een minnelijke regeling met zijn schuldeisers en dat hij voor zijn werk als zzp-er afhankelijk was van zijn rijbewijs. De rechtbank oordeelde dat het belang van verzoeker bij het behoud van zijn rijbewijs voldoende aannemelijk was gemaakt, gezien zijn pogingen om een schuldregeling te treffen.
De rechtbank besloot het verzoek toe te wijzen, met de voorwaarde dat het verzoek vervalt als verzoeker opnieuw een overtreding begaat op grond van de WAHV. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de rechtbank bepaalde dat de voorziening maximaal zes maanden geldig is, of totdat er in eerste aanleg op het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling is beslist, of als dit verzoek wordt ingetrokken.