In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 5 november 2015, staat de boete die aan Merck Sharp & Dohme B.V. is opgelegd centraal. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport had de besloten vennootschap een boete van € 116.667,00 opgelegd wegens gunstbetoon in het kader van de Wet geneesmiddelen. Eiseres, Merck Sharp & Dohme B.V., had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Minister verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiseres ging hiertegen in beroep.
De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 5 juni 2015 geconstateerd dat er een motiveringsgebrek was in het bestreden besluit. De rechtbank stelde de Minister in de gelegenheid om het gebrek te herstellen. In de nadere motivering die volgde, stelde de Minister dat de redelijkheid van het uurtarief van de betrokken beroepsbeoefenaar niet alleen aan de hand van de NZa-tarieven beoordeeld kon worden, maar ook rekening moest worden gehouden met de kwalificaties en de positie van de beroepsbeoefenaar. Eiseres volhardde echter in haar standpunt dat de Minister ten onrechte het NZa-tarief als allesbepalend beschouwde.
De rechtbank oordeelde dat de Minister met de nadere motivering het motiveringsgebrek had hersteld en dat de Beleidsregels voldoende ruimte boden om rekening te houden met de aard van de geleverde diensten. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Tevens werd de Minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres en moest het betaalde griffierecht worden vergoed. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige motivering bij het opleggen van boetes en de toepassing van beleidsregels in bestuursrechtelijke procedures.