ECLI:NL:RBNHO:2016:4571
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.J. de Lange
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een beroep inzake het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser had in de referteperiode minder gewerkte dagen dan beschikbare werkdagen, wat nadelig was voor de hoogte van zijn WW-uitkering. De verweerder had in bezwaar de resterende maanden van een eerder WW-recht toegekend, en de eiser vond een nieuwe baan voor het einde van die periode, waardoor hij geen nadelige financiële gevolgen ondervond van het Dagloonbesluit 2015. De rechtbank oordeelde dat er geen procesbelang was, en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk.
Het procesverloop begon met een besluit van 26 augustus 2015, waarin de eiser een WW-uitkering werd toegekend op basis van een dagloon van € 55,62. Na bezwaar werd dit besluit herzien, en de eiser kreeg recht op een hogere uitkering van € 144,82 voor vier maanden. De rechtbank onderzocht of de eiser voldoende procesbelang had bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit, en concludeerde dat dit niet het geval was, aangezien de hoogte van de uitkering gelijk was aan die van een eerdere periode.
De rechtbank stelde vast dat de eiser geen financieel nadeel had ondervonden van het Dagloonbesluit 2015, en dat het beroep derhalve niet-ontvankelijk moest worden verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures, en dat indien er geen belang is, de rechter niet verplicht is om een uitspraak te doen.