In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, staat de schadevergoeding centraal die [eiser] vordert van [gedaagde] als gevolg van een onrechtmatige executie van een vonnis. De zaak heeft zijn oorsprong in een geschil over de totstandkoming van een koopovereenkomst voor een bedrijfspand. [gedaagde] stelde dat er een koopovereenkomst was, terwijl [eiser] dit betwistte. In een kort geding werd [eiser] veroordeeld om het pand af te nemen, maar later werd dit vonnis vernietigd. De rechtbank oordeelt dat de vernietiging van een rechterlijke uitspraak terugwerkende kracht heeft, waardoor [gedaagde] schadevergoeding verschuldigd is aan [eiser]. De rechtbank behandelt verschillende schadeposten, waaronder wettelijke rente, eigenaarslasten en notariële kosten. De rechtbank wijst de vordering van [eiser] tot schadevergoeding toe, met inachtneming van de door [gedaagde] genoten huurinkomsten. De proceskosten worden eveneens aan [gedaagde] opgelegd. Het vonnis is uitgesproken op 27 januari 2016.