Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
Trb. 1965, 10), luidt – voor zover van belang – als volgt.
Trb. 2000, 96), luidt – voor zover van belang – als volgt.
autoriteitenvan een verdragsluitende partij. Als belanghebbenden worden genoemd de ‘verzoekende partij’ en de ‘aangezochte partij’, te weten de ‘Verdragsluitende Partijen’. Uit het verdrag blijkt geenszins dat is beoogd te regelen dan wel te wijzigen de nationale wetgeving van verdragsluitende partijen betreffende de wijze waarop dagvaardingen betekend dan wel verzonden dienen te worden in strafzaken waar in het geheel geen sprake is van een ‘verzoekende’ of een ‘aangezochte’ partij. De rechtbank is derhalve van oordeel dat bij rechtstreekse verzending per gewone post, als bedoeld in artikel 5, eerste lid, EU-rechtshulpovereenkomst, de in artikel 265, eerste lid, Sv (juncto art. 588 lid 2 Sv) bepaalde betekeningstermijn van ten minste 10 dagen behoort te gelden.
Kamerstukken II1964-1965, 8054, nr. 7, p. 31).
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sancties
7.Toepasselijke wettelijke voorschriften
8.Beslissing
vier (4) weken;