ECLI:NL:RBNHO:2017:4006
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.M. Janse van Mantgem
- Rechtspraak.nl
Oordeel over geschiktheid rijbewijs na verdenking van rijden onder invloed
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 mei 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. K.Y. Ramdhan, had beroep ingesteld tegen een besluit van het CBR, waarbij aan hem een onderzoek naar zijn geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen was opgelegd. Dit besluit volgde op een aanhouding van de eiser op 17 mei 2016, waarbij een hoog ademalcoholgehalte van 1,576 ‰ was vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het CBR op basis van de Wegenverkeerswet 1994 en de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 gerechtigd was om een onderzoek naar de geschiktheid op te leggen, gezien de omstandigheden van de aanhouding en het vermoeden van ongeschiktheid.
De eiser voerde aan dat hij niet de bestuurder van het voertuig was en dat er geen bewijs was dat hij onder invloed had gereden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het vermoeden van ongeschiktheid voldoende was onderbouwd door de feiten en omstandigheden, waaronder het hoge alcoholgehalte en de situatie waarin de eiser werd aangetroffen. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser niet overtuigend geacht en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt dat in het bestuursrecht andere bewijsregels gelden dan in het strafrecht, en dat het CBR bevoegd is om een onderzoek naar de geschiktheid op te leggen indien er voldoende aanwijzingen zijn dat iemand onder invloed heeft gereden.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.