ECLI:NL:RBNHO:2017:9844
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke handhavingszaak betreffende woningsplitsing zonder vergunning
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 november 2017 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker, eigenaar van een woning in Alkmaar. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar, waarin hem werd gelast om het aantal woningen in zijn pand terug te brengen tot één en de bewoning door meerdere huishoudens te staken. Dit besluit volgde op constatering van illegale woningsplitsing en bouwkundige gebreken. De verzoeker had verzocht om een voorlopige voorziening, omdat de begunstigingstermijn dreigde te verstrijken en hij niet in staat was om de huurders binnen deze termijn te laten vertrekken.
De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De rechter constateerde dat de verzoeker in strijd met het bestemmingsplan had gehandeld en dat er geen zicht op legalisatie was, aangezien de verzoeker pas laat een aanvraag voor een splitsingsvergunning had ingediend. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker al geruime tijd in de gelegenheid was gesteld om de illegale situatie te beëindigen en dat de situatie geheel was ontstaan door zijn eigen handelen. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van handhaving van bestemmingsplannen en de verantwoordelijkheden van eigenaren bij het aanvragen van de benodigde vergunningen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening en dat de begunstigingstermijn niet onevenredig kort was.