Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.de vennootschap onder firma [v.o.f.]
[vennoot 1]
[vennoot 2]
1.Het procesverloop
2.De feiten
“Ik kan 1 rit betalen per keer als je komt. Dat is prima.”
“na de rechter mother fuckers.”
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft [werknemer] een verzoek ingediend om een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van zijn arbeidsovereenkomst door [werkgever]. De arbeidsovereenkomst, die op 4 juni 2018 was aangegaan, werd door [werkgever] op 19 juli 2018 opgezegd met een beroep op het proeftijdbeding. [werknemer] heeft hiertegen verweer gevoerd en aanspraak gemaakt op een gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding. Tijdens de zitting op 6 november 2018 zijn de standpunten van beide partijen toegelicht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opzegging in strijd was met artikel 7:671 BW, waardoor [werkgever] een vergoeding verschuldigd was aan [werknemer]. De kantonrechter heeft de vergoeding vastgesteld op € 2.339,28 bruto, wat overeenkomt met het loon over de periode dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had voortgeduurd. De gevorderde wettelijke rente werd afgewezen, omdat [werknemer] dit bedrag eerder had teruggestort.
Daarnaast heeft [werknemer] een billijke vergoeding verzocht, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen door [werkgever]. [werknemer] had de mogelijkheid om zijn werk te hervatten na de onregelmatige opzegging, maar heeft hier niet op ingegaan. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat er voldoende bewijs was voor een reiskostenvergoeding, die aan [werknemer] werd toegewezen. De proceskosten werden door beide partijen zelf gedragen. De beschikking werd op 4 december 2018 uitgesproken door de kantonrechter in aanwezigheid van de griffier.