ECLI:NL:RBNHO:2018:1741
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met verzoek om kostenvergoeding en immateriële schadevergoeding
In deze zaak heeft eiser, woonachtig te [Z], beroep ingesteld tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2012, opgelegd door de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Eindhoven. De aanslag, gedateerd 16 december 2015, was gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.775. Eiser heeft in de bezwaarfase aanvullende gegevens overgelegd, waaronder Duitse loongegevens en een Rijnvarendenverklaring, maar de inspecteur heeft de aanslag in zijn uitspraak op bezwaar van 9 augustus 2016 verminderd tot een belastbaar inkomen van € 11.030, zonder de gevraagde kostenvergoeding toe te kennen.
Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat hij alle relevante informatie tijdig heeft verstrekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur ten tijde van de aanslag niet op de hoogte was van de Duitse loongegevens en de Rijnvarendenverklaring. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de normale zorgvuldigheid heeft betracht bij het vaststellen van de aanslag en dat er geen onrechtmatigheid aan zijn zijde is. Eiser heeft ook een verzoek om immateriële schadevergoeding ingediend wegens overschrijding van de redelijke termijn, wat door de rechtbank is erkend. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser recht heeft op een immateriële schadevergoeding van € 500 en heeft de proceskosten vastgesteld op € 501. De uitspraak is gedaan op 7 maart 2018.