In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 9 maart 2018, betreft het een verzoek om voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheidingsprocedure. De vrouw verzoekt om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en om de man te verplichten zich uit te schrijven van het adres in de Basisregistratie Personen (BRP). De vrouw heeft haar verzoek ingediend op 15 januari 2018, en de behandeling vond plaats op 23 februari 2018. De vrouw stelt dat de spanningen tussen haar en de man hoog zijn opgelopen, en dat zij niet langer met de man in de woning kan blijven wonen. De man heeft geweigerd de woning te verlaten, ondanks de verzoeken van de vrouw. De rechtbank oordeelt dat de vrouw een groter belang heeft bij het gebruik van de woning, aangezien zij geen alternatieve woonruimte heeft en de man voldoende mogelijkheden heeft om elders te wonen. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw om het uitsluitend gebruik van de woning toe, en bepaalt dat de man de woning moet verlaten.
Daarnaast verzoekt de vrouw om de man te verplichten zich uit te schrijven uit de BRP. De rechtbank overweegt dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij haar verzoek, maar verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek dat is gebaseerd op artikel 223 Rv. De rechtbank stelt dat binnen een echtscheidingsprocedure geen ruimte bestaat voor een verzoek op basis van artikel 223 Rv, aangezien de wetgeving in dit geval een lex specialis is die de lex generalis van artikel 223 Rv overruled. De beschikking is gegeven door mr. J.F. Miedema, rechter, en is openbaar uitgesproken op 9 maart 2018.