Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde1],
1.De procedure
2.De feiten
Artikel 4. Borgtocht
3.Het geschil
4.De beoordeling
De vordering tot betaling van een bedrag van € 116.500,00 onder II
3.000,00(1,5 punt × tarief € 2.000,00)
Rechtbank Noord-Holland
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, vordert eiser betaling van een geldsom op basis van een leningsovereenkomst die hij heeft gesloten met de besloten vennootschap Media Venture Capital Fund B.V. (MVCF). De lening van €150.000,00 werd aangegaan op 8 juni 2012 en had een looptijd tot 8 juni 2015. Eiser stelt dat MVCF en de bestuurder, [gedaagde1], hun verplichtingen uit de overeenkomst niet zijn nagekomen, wat heeft geleid tot een geschil over de betaling van de hoofdsom, rente en contractuele boetes. De rechtbank heeft eerder een comparitie na antwoord gelast en de procedure heeft geleid tot een vonnis op 23 mei 2018.
De rechtbank oordeelt dat de vordering van eiser tot betaling van €116.500,00, alsook de contractuele boete van €100.000,00, toewijsbaar zijn, maar matigt de boetes op grond van artikel 6:94 BW. De rechtbank overweegt dat de boetes buitensporig zijn in verhouding tot de daadwerkelijk geleden schade. Eiser heeft nagelaten aan te tonen wat zijn werkelijke schade is, en de rechtbank concludeert dat de boetes moeten worden gematigd tot respectievelijk €100,- en €2.850,-. De vordering tot herstel van het pandrecht wordt afgewezen, omdat eiser niet heeft aangetoond dat [gedaagde1] onrechtmatig heeft gehandeld door de huurovereenkomsten te beëindigen.
De rechtbank wijst de vorderingen van eiser toe, met uitzondering van de vordering tot herstel van het pandrecht en de buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten worden toegewezen aan eiser, die grotendeels in het gelijk is gesteld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 23 mei 2018.