1.5.Tussen partijen zijn op 7 juli 2017 afspraken gemaakt, kort gezegd inhoudende dat DEW in het bijgebouw het Kasteel mag starten en dat gebouw mag blijven gebruiken zolang de juridische procedures tegen de bestreden besluiten lopen.
2. Verweerder heeft de keuze voor aanwijzing voor medegebruik en vordering van het hoofdgebouw van WormerWieken in het bestreden besluit nader gemotiveerd door er in de eerste plaats op te wijzen dat de (toekomstige) leegstand in het hoofdgebouw van WormerWieken zo groot is dat DEW (volgens de leerlingenprognose) hier de komende 15 jaar volledig in kan worden gehuisvest. Niet is komen vast te staan dat medegebruik door DEW onmogelijk is, maar alleen dat dit volgens Agora en DEW onwenselijk zou zijn, aldus verweerder. Hij heeft hierbij overwogen dat vaststaat dat DEW in de toekomst sowieso aangewezen zal zijn op medegebruik van het hoofgebouw en dat DEW dit toekomstige medegebruik niet afwijst. Kennelijk is de onwenselijkheid van medegebruik dan niet (meer) aan de orde, aldus verweerder. Een onderzoek naar de vraag of beide onderwijsconcepten elkaar verdragen is daarom volgens verweerder niet meer noodzakelijk. DEW krijgt met de beschikbaarstelling van ruimte in het hoofdgebouw de beschikking over adequate onderwijshuisvesting. Ook het door DEW gestelde verschil in de door haar te maken aanpassingskosten is voor verweerder geen grond om toch het Kasteel in medegebruik te geven. Het is aan DEW te bepalen welke aanpassingen kunnen en zullen worden bekostigd ten behoeve van de onderwijskundige visie. Bovendien zal op termijn toch gebruik moeten worden gemaakt van het hoofdgebouw. De kosten voor aanpassing daarvan zullen dus hoe dan ook moeten worden gemaakt, aldus nog steeds verweerder.
3. In beroep hebben DEW en Agora zich – kort samengevat – op het standpunt gesteld dat de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 100 van Wet op het primair onderwijs (Wpo) zich niet voordoen en dat de aanvraag voor ruimte in het Kasteel dus had moeten worden gehonoreerd. Er is volgens hen sprake van botsende onderwijsconcepten. Verder is de belangenafweging te beperkt geweest, omdat onderwijsinhoudelijke argumenten nauwelijks zijn meegewogen. Voorts wil de architect geen toestemming geven voor wijziging van het hoofdgebouw. Verweerder is hierop ten onrechte niet ingegaan, aldus DEW en Agora.
4. Artikel 98 van de Wpo luidt als volgt:
1. Het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school dat een voorziening in de huisvesting wenst die niet in het programma, bedoeld in artikel 95, is opgenomen, maar die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden, dient een aanvraag om bekostiging van die voorziening in bij burgemeester en wethouders.
2 De beschikking kan een gedeelte van de gewenste voorziening dan wel een andere voorziening dan gewenst omvatten. Burgemeester en wethouders wijzen de aanvraag af, indien:
(…)
b. een van de weigeringsgronden, genoemd in artikel 100, eerste lid, onderdelen a tot en met d en f, en tweede lid, van toepassing is.
Artikel 100, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wpo luidt als volgt:
1. Een voorziening in de huisvesting wordt slechts geweigerd, indien:
d. op andere wijze dan wordt gewenst redelijkerwijs in de behoefte aan huisvesting kan worden voorzien, onder meer doordat binnen redelijke afstand van de gewenste plaats van de voorziening gebruik dan wel medegebruik mogelijk is, of een reeds voor bekostiging in aanmerking gebracht gebouw of deel daarvan beschikbaar komt,
Artikel 107, eerste lid, van de Wpo luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een gedeelte van een gebouw of terrein dat tijdelijk of gedurende een gedeelte van de dag niet nodig zal zijn voor de daar gevestigde school, gedurende die tijd als huisvesting voor een andere school, voor ander uit de openbare kas bekostigd onderwijs niet zijnde basisonderwijs, of voor educatie als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs dan wel voor andere culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden te bestemmen. Het voorgenomen gebruik dient zich te verdragen met het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school.
Artikel 29 van de Verordening onderwijshuisvesting Wormerland 2010 luidt, voor zover van belang, als volgt:
Het college kan overgaan tot vordering van een gedeelte van een gebouw of terrein, bestemd voor een school indien:
b. het bevoegd gezag van een school een aanvraag voor een andere huisvestingsvoorziening heeft ingediend en door medegebruik aan de behoefte aan huisvesting kan worden voorzien.
5. De rechtbank zal eerst beoordelen of verweerder mocht besluiten om ruimte van Agora te vorderen in het hoofdgebouw van WormerWieken ten behoeve van medegebruik door DEW. Zij overweegt hiertoe als volgt.