ECLI:NL:RBNHO:2019:3612
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van identieke woningen en toepassing van het gelijkheidsbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning. Eiser, eigenaar van een appartement, had beroep ingesteld tegen de WOZ-waarde die door de heffingsambtenaar van de gemeente Bloemendaal was vastgesteld op € 394.000 voor het kalenderjaar 2018. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en beroept zich op het gelijkheidsbeginsel, omdat in een meerderheid van vergelijkbare woningen lagere WOZ-waarden waren vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de waarde van de woning op de waardepeildatum 1 januari 2017 in geschil was, waarbij eiser een waarde van € 375.000 bepleitte.
De rechtbank overwoog dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag had vastgesteld, maar dat er wel sprake was van schending van het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank concludeerde dat er achttien identieke woningen waren, waarvan de WOZ-waarden lager waren vastgesteld. Aangezien de heffingsambtenaar in een meerderheid van de vergelijkbare gevallen een lagere WOZ-waarde had vastgesteld, slaagde het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en stelde de WOZ-waarde van de woning vast op € 375.000.
De rechtbank oordeelde verder dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, omdat er geen kosten waren gesteld of gebleken die daarvoor in aanmerking kwamen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.