ECLI:NL:RBNHO:2019:7981

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 september 2019
Publicatiedatum
23 september 2019
Zaaknummer
7909652 AO VERZ 19-67
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsverhouding met toewijzing van beëindigingsvergoeding

In deze zaak heeft de verzoeker, h.o.d.n. Grimex Licht, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de verwerende partij. De verzoeker heeft aangevoerd dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en dat herplaatsing van de verwerende partij niet meer mogelijk is. De verwerende partij heeft in zijn verweerschrift erkend dat de arbeidsverhouding verstoord is en dat voortzetting van de arbeidsovereenkomst niet meer van hem kan worden gevergd. Beide partijen zijn het erover eens dat de verstoring van de arbeidsverhouding onherstelbaar is en dat herplaatsing niet meer mogelijk is.

De kantonrechter heeft op basis van de erkende verstoorde arbeidsverhouding en de overeenstemming tussen partijen geoordeeld dat er een redelijke grond voor ontbinding is, zoals bedoeld in artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met ingang van 1 januari 2020, waarbij partijen zijn overeengekomen dat de verwerende partij recht heeft op een beëindigingsvergoeding van € 70.000,00 bruto. De verzoeker is veroordeeld tot betaling van deze vergoeding. Tevens is bepaald dat iedere partij zijn eigen proceskosten draagt.

De beschikking is op 11 september 2019 in het openbaar uitgesproken door de kantonrechter, mr. P.J. Jansen, in aanwezigheid van de griffier. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 7909652 \ AO VERZ 19-67
Uitspraakdatum: 11 september 2019
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker], h.o.d.n. Grimex Licht,
wonende te [woonplaats 1]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. A.J. Butter
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats 2]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. L. Bijl

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 11 september 2019 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoeker] bij brieven van 6 en 8 september 2019 nog stukken toegezonden.

2.De beoordeling

2.1.
[verzoeker] verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – een verstoorde arbeidsverhouding en dat herplaatsing van [verweerder] niet meer mogelijk is.
2.2.
[verweerder] heeft erkend dat inmiddels sprake is van een zodanig verstoorde arbeidsverhouding dat van [verzoeker] in redelijkheid niet meer kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ook [verweerder] ziet geen mogelijkheden meer voor herplaatsing.
2.3.
Nu [verweerder] heeft erkend dat de arbeidsverhouding verstoord is, en partijen het erover eens zijn dat die verstoring onherstelbaar is en herplaatsing van [verweerder] niet meer mogelijk moet worden geacht, zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden. Gelet op de standpunten van partijen is immers sprake van een redelijke grond voor ontbinding als bedoeld in artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, BW, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g, BW, en is er geen mogelijkheid tot herplaatsing van [verweerder] .
2.4.
Partijen zijn het erover eens dat sprake is van een opzegtermijn van vier maanden. Daarvan uitgaande zal de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW worden ontbonden met ingang van 1 januari 2020.
2.5.
Partijen zijn het er ook over eens dat [verweerder] aanspraak heeft op een beëindigingsvergoeding van € 70.000,00 bruto. [verzoeker] zal daarom worden veroordeeld tot betaling van die vergoeding.
2.6.
[verzoeker] heeft ter zitting te kennen gegeven dat geen gebruik zal worden gemaakt van de bevoegdheid om het verzoek in te trekken. [verzoeker] hoeft daarom ook geen gelegenheid te krijgen voor intrekking.
2.7.
Gezien de uitkomst van de zaak is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 januari 2020;
3.2.
veroordeelt [verzoeker] om aan [verweerder] een beëindigingsvergoeding te betalen van
€ 70.000,00 bruto;
3.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
3.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter en op 11 september 2019 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter