4.3Omdat uit het bestreden besluit en het daaraan ten grondslag liggend advies niet duidelijk wordt wat is vergund en op basis waarvan, is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Reeds daarom is het beroep gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank zal in het navolgende bezien of aanleiding bestaat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
Gebruik als supermarkt met een vloeroppervlakte van minder dan 500 m2
5. Niet in geschil is dat een supermarkt met een vloeroppervlakte van minder dan 500 m2 past binnen de bestemming van het perceel, te weten “gemengd-2” op grond van het bestemmingplan “Kleverpark/Frans Hals” (het bestemmingsplan). Eisers stellen evenwel dat zij op basis van de vergunningstekeningen de vloeroppervlakte niet kunnen vaststellen. Het moet er volgens hen dus voor worden gehouden dat de oppervlakte groter is dan 500 m2, hetgeen betekent dat het gebruik als supermarkt in strijd is met de bestemming. Verweerder betoogt dat het aantal vierkante meters van de supermarkt (inclusief kantoorruimte) 463 m2 bedraagt. Hij baseert dit op een melding brandveilig gebruik met bijbehorende tekening. Ook de rechtbank maakt uit bedoelde tekening op dat de vloeroppervlakte in totaal 463 m2 bedraagt. Eisers hebben dit niet weersproken, zodat de beroepsgrond faalt.
6. Eiseres voeren verder aan dat niet is voldaan aan de parkeernormen uit artikel 24 van het bestemmingsplan. De rechtbank overweegt dat hiervoor is overwogen dat het gebruik als supermarkt van minder dan 500 m2 niet in strijd is met de bestemming. Daarom moet het ervoor gehouden worden dat met de ruimtelijke aspecten van die bestemming bij het opstellen van het bestemmingsplan rekening is gehouden, ook voor zover die ruimtelijke aspecten de parkeerdruk omvatten. Voor zover het gebruik als supermarkt gevolgen heeft voor de parkeerdruk, kunnen die dus niet bij onderhavige toets worden meegenomen. Dat gebruik is immers niet vergund bij het bestreden besluit, omdat dat gebruik niet in strijd is met de bestemming. Voor het overige ziet de rechtbank niet in waarom de aangevraagde activiteiten, zoals het plaatsen van de gaskoeler op het dak, het plaatsen van reclame en het verbouwen van de winkel, gevolgen zouden kunnen hebben voor het parkeren van auto’s en/of fietsen. Hetzelfde geldt ook voor de uitrit, omdat is vastgesteld dat de uitrit reeds bestond en dus niet ten koste gaat van een openbare parkeerplaats. De beroepsgrond slaagt niet.
7. De gaskoeler op het dak zorgt voor een totale bouwhoogte van 11,386 meter. Tussen partijen is niet in geschil dat het plaatsen van de gaskoeler daardoor in strijd is met artikel 23 van het bestemmingsplan. Dit betekent dat derde-partij voor de gaskoeler een omgevingsvergunning nodig heeft, meer specifiek voor de activiteit ‘gebruiken van gronden of bouwwerken’ in strijd met een planologische regeling, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c van de Wabo. Verweerder heeft die vergunning verleend, met toepassing van artikel 4, lid 4 van bijlage 2 bij het besluit omgevingsrecht. Daarin staat dat voor vergunning in aanmerking komt een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte aan of op een gebouw, een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw, de uitbreiding van een bouwwerk met een bouwdeel van ondergeschikte aard dan wel voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw. Artikel 2.12 lid 1 van de Wabo brengt mee dat ook in die situatie bij vergunningverlening er geen strijd mag zijn met een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat verweerder bij gebruikmaking van deze bevoegdheid ook de gevolgen voor de omgeving zal moeten meewegen. Verweerder heeft zich in dit kader op het standpunt gesteld dat voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden onder de dubbelbestemming ‘Waarde-beschermd stadsgezicht’, dat de gaskoeler midden op het platte dak wordt opgesteld, op ongeveer 6 meter van de dakrand, dat de geluidsemissie voldoet aan de in het Activiteitenbesluit genoemde geluidsvoorschriften, dat de gaskoeler vanaf de straatzijde niet zichtbaar is en dat er qua privacy en bezonning geen gevolgen voor omwonenden zijn. De rechtbank is van oordeel dat niet gezegd kan worden dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plaatsen van de gaskoeler niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De beroepsgrond faalt.
8. Aan derde-partij is een omgevingsvergunning verleend voor gevelreclame. Eisers hebben aangevoerd dat niet duidelijk was of verweerder de aanvraag had getoetst aan de diverse voorwaarden voor reclame. Zoals hiervoor al is overwogen, wordt het besluit wegens een motiveringsgebrek vernietigd. Dat motiveringsgebrek bestaat mede bij de onderbouwing van de vergunde gevelreclame. In zoverre slaagt deze beroepsgrond. In het verweerschrift heeft verweerder dit motiveringsgebrek naar het oordeel van de rechtbank echter hersteld. Daarin heeft hij uiteen gezet waaraan de reclame is getoetst en heeft hij onderbouwd waarom aan de voorwaarden daarvoor is voldaan. Eisers hebben daar geen inhoudelijke gronden tegen aangevoerd.
9. Eisers stellen tot slot dat niet duidelijk is waar de aanvraag voor de uitweg op ziet. Ter zitting is vastgesteld dat het gaat om de uitweg aan de kant van de Aelbertsbergstraat, zoals te zien op de foto die is afgebeeld op bladzijde 8 van het bezwaarschrift van derde-partij. Verder stellen eisers dat verweerder enkel de in artikel 2.12, tweede lid, onder b, van de Algemene Plaatselijke Verordening Haarlem (APV) genoemde grond heeft getoetst, terwijl ook andere weigeringsgronden zich kunnen voordoen. Daardoor is het besluit onzorgvuldig tot stand gekomen, aldus eisers. De rechtbank volgt eisers niet in die stelling. In het bestreden besluit heeft verweerder inzichtelijk gemaakt dat de in artikel 2.12, tweede lid, onder b, van de APV genoemde grond zich niet voordoet. Daaraan heeft verweerder toegevoegd dat niet gebleken is dat er een andere grond is om de uitwegvergunning te weigeren. Nu eisers niet onderbouwd hebben welke in dat artikel genoemde grond zich voordoet, is het besluit voor dat deel niet onzorgvuldig. De beroepsgrond faalt.
conclusie en proceskosten
10. Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond is vanwege een gebrekkige motivering. De rechtbank ziet vanwege de nadere motivering van het besluit in het verweerschrift en ter zitting echter reden de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).