Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2020 in de zaak tussen
[eiseres] , wonende te [woonplaats] ,
Procesverloop
Overwegingen
1.1 De voorliggende aanvraag voor een Wajong-uitkering heeft eiseres ingediend op 15 februari 2017. Op 11 april 2017 heeft verzekeringsarts [Naam] eiseres op het spreekuur gezien. In zijn rapport van 22 juni 2017 geeft de arts aan dat eiseres al jaren bekend is met paniekaanvallen, angsten en somberheid en een autisme stoornis. Ze heeft veel therapie gehad en is nog in behandeling bij [naam 1] . Zij is licht verstandelijk gehandicapt. Van de gemeente [naam 2] heeft zij een indicatie gekregen voor dagbesteding en persoonlijke begeleiding bij de [naam 4] . Thans gaat zij drie maal per week naar de dagbesteding. Dit vergt zoveel energie van haar dat ze niet in staat is 4 uur per dag, 5 dagen te werken. Volgens de arts is er nog altijd groei in haar mogelijkheden te verwachten gezien de ontwikkeling van de laatste jaren en het feit dat ze nog in behandeling is. Het plan is om meer stabiliteit in haar klachten te krijgen, minder vermoeidheid en meer zelfstandigheid te ontwikkelen. De prognose is dat de functionele mogelijkheden op lange termijn wezenlijk zullen toenemen. Het ontbreken van arbeidsvermogen is derhalve niet duurzaam te achten. Vervolgens heeft verweerder het primaire besluit genomen.
Beslissing
- bepaalt dat eiseres per 15 februari 2017 recht heeft op een Wajong-uitkering en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit van 11 januari 2018;