In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 3 juni 2020 uitspraak gedaan op het verzoek van eiseres om een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning. Eiseres, een alleenstaande moeder van twee minderjarige kinderen met chronische nierproblemen en psychische klachten, had eerder een aanvraag ingediend die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de urgentieverklaring terecht was, omdat eiseres haar woonprobleem zelf had kunnen voorkomen door haar huurrechten te handhaven. De rechtbank stelde vast dat er geen sprake was van een schrijnende situatie die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigde. Eiseres had ingestemd met de beëindiging van haar huurcontract, wat leidde tot haar huidige woonprobleem. De rechtbank overwoog dat de belangen van de kinderen van eiseres in de besluitvorming waren meegenomen, maar dat dit niet leidde tot een andere uitkomst. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen en het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.