ECLI:NL:RBNHO:2020:4464
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bij bijstandsaanvraag wegens onvoldoende financiële duidelijkheid
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 juni 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker die bijstand had aangevraagd. De aanvraag was door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad afgewezen, omdat de verzoeker onvoldoende informatie had verstrekt om zijn recht op bijstand vast te stellen. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 11 juni 2020, die digitaal plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, heeft de verzoeker zijn situatie toegelicht. Hij stelde dat hij in behoeftige omstandigheden verkeert en dat de bankafschriften bewijs leveren van zijn financiële situatie. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de verzoeker niet voldoende bewijs had geleverd om zijn claims te onderbouwen. De verzoeker had weliswaar verklaringen gegeven over de herkomst van de bedragen op zijn rekening, maar deze waren niet vergezeld van de benodigde bewijsstukken, zoals schriftelijke verklaringen van de leningverstrekkers.
De voorzieningenrechter benadrukte dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt en dat hij duidelijkheid moet verschaffen over zijn financiële situatie. Aangezien de verzoeker hierin niet was geslaagd, werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende aanleiding was om te oordelen dat het bestreden besluit niet in stand zou kunnen blijven. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.