ECLI:NL:RBNHO:2020:5214

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4790
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing over WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid

Op 14 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin werd bepaald dat hij recht had op een loongerelateerde werkhervattingsuitkering (WGA) op basis van een arbeidsongeschiktheid van 35-80%. Eiser was van mening dat zijn beperkingen niet adequaat waren beoordeeld en dat hij meer arbeidsongeschikt was dan vastgesteld. De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin eiser zijn medische situatie en de gevolgen daarvan voor zijn werkvermogen uiteenzette. Eiser had eerder een WIA-uitkering aangevraagd en was van mening dat zijn klachten waren toegenomen ten opzichte van eerdere beoordelingen. De rechtbank heeft de rapporten van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand waren gekomen. Eiser had geen deugdelijke onderbouwing voor zijn stelling dat hij meer beperkt was dan aangenomen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende informatie had betrokken bij zijn beoordeling en dat er geen aanleiding was voor een verdergaande urenbeperking. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit stand kon houden. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/4790

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: C.J. Loef),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 16 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser met ingang van 5 juni 2019 recht heeft op een loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 35-80% (eiser is 37,07% arbeidsongeschikt).
Bij besluit van 24 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juni 2020 met gebruikmaking van een Skype-verbinding. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en [naam] . Verweerder is niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser was voorheen werkzaam als verkoopmedewerker voor 36,46 uur per week. Op 7 juni 2017 heeft hij zich vanuit de Werkloosheidswet ziekgemeld met gezondheidsklachten. Bij de eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) heeft verweerder eiser aanvankelijk minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht. Na bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 10 augustus 2018 de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aangepast en is eiser voor 38,74% arbeidsongeschikt geacht. Op grond hiervan heeft verweerder de ZW-uitkering van eiser voortgezet. Op 15 februari 2019 heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd.
2. In dat kader is eiser op 12 maart 2019 gezien op het spreekuur van de arts. Het medisch onderzoeksverslag is opgesteld door de arts en vervolgens getoetst en akkoord bevonden door de verzekeringsarts. Volgens de (verzekerings-)arts heeft eiser beperkingen ten aanzien van persoonlijk functioneren en sociaal functioneren en is hij beperkt voor rugbelastende werkzaamheden. De (verzekerings-)arts heeft hierbij in aanmerking genomen dat eiser in 2007 een hernia heeft gehad, dat hij in 2011 een myocardinfarct heeft gehad en dat sprake was van hypertensie en dat in 2011 de diagnose non-hodgkinlymfoom (NHL) is gesteld, waardoor eiser acuut blind is geworden aan zijn linkeroog. De (verzekerings-)arts heeft bij eigen onderzoek geconstateerd dat de hartklachten en de hypertensie met medicatie stabiel zijn en dat eiser van de hernia geen klachten meer heeft. Eiser is nog onder behandeling bij de oncoloog en de oogarts. Het lymfoom in zijn linkeroog groeit niet verder. De (verzekerings-)arts heeft op 12 maart 2019 een FML opgesteld gelijk aan de hiervoor onder 1 genoemde FML van 10 augustus 2018.
Uitgaande van de FML van 12 maart 2019 heeft de arbeidsdeskundige de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser vastgesteld op 37,07%. Op grond hiervan heeft verweerder het primaire besluit genomen.
3. Eiser heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Daarbij heeft hij medische informatie overgelegd en een medische rapportage van 28 juni 2019 met bijlagen van de bedrijfsarts [naam] van Incentivo Medical Consultancy B.V. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vervolgens gerapporteerd en daarin vermeld dat hij, anders dan [naam] , geen aanleiding ziet om een zogenaamd ‘chemobrein’ te veronderstellen en dat hij geen indicatie ziet om een neuropsychologisch onderzoek (NPO) te laten verrichten. Omdat eiser aangeeft dat hij sneller moe is en er volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep sprake is van een volstrekt invoelbare aanpassingsproblematiek na wat eiser allemaal heeft meegemaakt, heeft hij aanleiding gezien de FML enigszins aan te passen. Hij heeft eiser beperkt geacht ten aanzien van werktijden (kan gemiddeld ongeveer acht uur per dag werken, 40 uur per week), veelvuldige deadlines of productiepieken, het werken met gevaarlijke machines en telefonische conflicten hanteren.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van de gewijzigde FML geen aanleiding gezien af te wijken van de primaire arbeidskundige beoordeling. De eerder geduide functies kunnen worden gehandhaafd. Op grond hiervan heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
4. Eiser voert in beroep aan dat hij meer beperkt is dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen. Eiser stelt dat zijn klachten ten opzichte van de EZWB zijn toegenomen. Eiser kan niet meer fietsen en autorijden, zijn gehoor is slechter geworden, hij heeft hoofdpijnklachten, kan geen tv meer kijken, kan nauwelijks computeren, is bekend met een rughernia, heeft kramp in zijn benen (ontstaan na de chemotherapie), heeft huidklachten en kan geen boodschappen meer doen. Verder is zijn sociale leven minder geworden, is hij angstig over zijn toekomst en piekert hij over zijn ziekte. Volgens eiser heeft verweerder bij de beoordeling een sterke focus gehad op het gemis van de visus van het linkeroog in plaats van op het gehele ziektebeeld. In beroep heeft eiser bij brief van 19 mei 2020 aanvullende gronden ingediend met daarbij de bevindingen van [naam] . [naam] is van mening dat eiser op basis van de anamnese en de voorgeschiedenis meer beperkt is dan verweerder heeft aangenomen. Hij heeft geconstateerd dat de verzekeringsartsen eiser met name in persoonlijk functioneren minder beperkt hebben geacht dan bij de EZWB op 26 april 2018, terwijl zijn klachten zijn toegenomen. Verder heeft [naam] gewezen op literatuur en onderzoeken over kanker gerelateerde cognitieve stoornissen en bevindingen uit neuropsychologische studies die cognitief hebben bevestigd en aantonen dat er stoornissen optreden na chemotherapie. Volgens [naam] is dit bij eiser ook het geval en is sprake van een ‘chemobrein’. Verweerder heeft onvoldoende aandacht besteed aan de energetische beperkingen van eiser en heeft in dat kader het dagverhaal onvoldoende uitgevraagd. Theoretisch gezien is eiser volgens [naam] vier uur per dag belastbaar voor arbeid, maar niet aaneengesloten. Na een half uur activiteiten verrichten, moet hij een half uur rusten. Eiser verzoekt de rechtbank een onafhankelijk deskundige te benoemen, dan wel een NPO te laten verrichten. Dit is volgens eiser de enige mogelijkheid om de energetische klachten van eiser te kunnen objectiveren. Ter zitting heeft eiser aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen informatie bij de behandelaren van eiser heeft opgevraagd over de hypertensie en de hartklachten. In dat kader heeft eiser gewezen op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 juli 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:2336). Hieruit blijkt dat verweerder een onderzoeksplicht heeft.
5. De rechtbank ziet onvoldoende grond voor het oordeel dat de rapporten van de verzekeringsartsen niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De primaire (verzekerings-)arts heeft eiser op het spreekuur gezien, heeft dossierstudie verricht en heeft eiser medisch onderzocht. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht en heeft de in bezwaar ingebrachte medische gegevens van de oogarts van 1 juni 2017 en 15 januari 2019, de cardioloog van 30 januari 2017, de neuroloog van 9 mei 2017 en de internist/oncoloog van 6 juni 2019 bij zijn beoordeling betrokken. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het rapport van [naam] van 28 juni 2019 bij zijn beoordeling betrokken. Uit het voorgaande volgt, anders dan eiser stelt, dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich niet alleen op de visusklachten heeft gefocust, maar dat alle klachten van eiser zijn meegenomen in de beoordeling. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen informatie over de hypertensie en de hartklachten bij de behandelaren van eiser heeft opgevraagd, betekent niet dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Uit het rapport van de (verzekerings-)arts van 12 maart 2019 volgt dat eiser in de voorgeschiedenis bekend is geweest met hypertensie en hartklachten, waarvoor hij onder controle staat bij de huisarts. Verder is uit het onderzoek van de (verzekerings-)arts gebleken dat eiser hiervoor medicatie gebruikt met een goed effect. Eiser heeft dit niet betwist. Gelet hierop heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht geen aanleiding gezien hierover informatie bij de behandelaren van eiser op te vragen. Dat brengt, anders dan eiser betoogt, niet mee dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn onderzoeksplicht . Gelet op het voorgaande beschikten de verzekeringsartsen over voldoende gegevens om tot een afgewogen oordeel over de medische gesteldheid van eiser op 5 juni 2019 te komen.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende toereikend en inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom in het geval van eiser op de datum in geding geen verdergaande beperkingen dienen te worden aangenomen. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep alle op dat moment beschikbare (medische) informatie heeft betrokken bij zijn beoordeling. Tegenover de rapportages van de verzekeringsartsen ziet de rechtbank in wat eiser naar voren heeft gebracht en aan stukken heeft overgelegd, geen deugdelijke onderbouwing van zijn stelling dat hij meer beperkt is dan verweerder heeft aangenomen. Daarbij merkt de rechtbank op dat de door eiser ervaren klachten niet rechtstreeks leiden tot beperkingen in de FML. Er worden alleen beperkingen opgenomen in de FML indien daaraan een objectiveerbare oorzaak ten grondslag ligt en dat is niet wat alle klachten van eiser betreft het geval. In het navolgende wordt nader op de verschillende klachten ingegaan.
6.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij zijn onderzoek voldoende aandacht besteed aan de energetische klachten van eiser. Uit zijn rapport van 29 augustus 2019 blijkt dat het dagverhaal is uitgevraagd en onder het kopje beschouwing is de verzekeringsarts bezwaar en beroep nader ingegaan op de geclaimde urenbeperking. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen in zijn conclusie dat geen aanleiding bestaat voor het aannemen van een verdergaande urenbeperking. Blijkens de rapportage is tot op heden geen enkele aanleiding voor een recidief NHL en heeft eiser na zijn ziekte ook weer volledig gewerkt. Verder heeft eiser maar een klein myocardinfarct doorgemaakt, is hij cardiaal stabiel en uit het dagverhaal volgt niet dat eiser overdag slaapt of extra rust. Verder is gesteld noch gebleken dat sprake is van verminderde beschikbaarheid voor arbeid vanwege tijdsbeslag door therapie en is geen sprake van een preventieve indicatie omdat volledig werken in passend werk zou leiden tot schade aan de gezondheid. De enkele stelling van eiser dat hij slechts vier uur per dag kan werken en na elk half uur werken een half uur moet uitrusten, is onvoldoende om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. Zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 2 juni 2020 heeft aangegeven bieden de objectieve bevindingen, de aanwezige informatie van de behandelaars en het functioneren van eiser hiervoor geen steun.
6.3.
Ook de verwijzing van [naam] naar literatuur en onderzoeken over kanker gerelateerde cognitieve stoornissen en bevindingen uit neuropsychologische studies kan zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 2 juni 2020 heeft aangegeven niet leiden tot het oordeel dat eiser meer beperkt is dan reeds aangenomen. Dit betreft algemene informatie en zegt niks over de individuele medische situatie van eiser en of bij eiser sprake is van een ‘chemobrein’. Uit de informatie van de neuroloog van 9 mei 2017 blijkt dat bij eiser nauwelijks sprake is van cognitieve beperkingen. Ook de verzekeringsartsen hebben dit bij hun eigen onderzoek niet waargenomen. In beroep heeft eiser geen andersluidende medische informatie overgelegd.
6.4.
Verder kan de rechtbank de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen in zijn conclusie dat de aanwezige gegevens en bevindingen bij de WIA-beoordeling geen steun bieden voor de bij de EZWB gestelde psychische beperkingen.
6.5.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te voldoen aan het verzoek van eiser om een deskundige te benoemen of een NPO te laten verrichten. De rechtbank is van oordeel dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad tot betwisting van de medische bevindingen van de verzekeringsartsen, bijvoorbeeld door zelf medische stukken in te brengen. Uit de medische informatie in het dossier volgt dat de behandelaren van eiser een NPO niet relevant vinden. Dat de reden daarvoor erin is gelegen dat een NPO niet leidt tot een behandeldoel, maakt dat niet anders. Verder heeft eiser in beroep met het overgelegde rapport van [naam] geen twijfel doen ontstaan over de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. De rapporten van de verzekeringsartsen geven blijk van een zorgvuldig onderzoek dat deugdelijk is gemotiveerd, inzichtelijk en consistent is. De omstandigheid dat eiser het niet eens is met de conclusies van de verzekeringsartsen, is ook onvoldoende om een onafhankelijke medisch deskundige te benoemen (CRvB van 30 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:4139).
6.6.
Gelet op het voorgaande is de medische grondslag van het bestreden besluit deugdelijk.
7. Eiser heeft geen afzonderlijke arbeidskundige gronden ingediend. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat de functies, rekening houdend met de beperkingen van eiser, vallen binnen zijn belastbaarheid en dus geschikt zijn voor eiser. Dit betekent dat ook de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit stand kan houden.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 14 juli 2020 door mr. A.R. ten Berge, rechter, in aanwezigheid van I.M. Wijnker-Duiven, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken”.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.