ECLI:NL:RBNHO:2020:6284
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WIA-uitkering na detentie
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. P.A.J. van Putten, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, dat de WIA-uitkering van eiser over de periode van 1 april 2017 tot en met 30 juni 2017 had herzien en een bedrag van € 3.019,06 had teruggevorderd. Dit besluit was genomen naar aanleiding van het feit dat eiser van 9 maart 2017 tot en met 11 juni 2017 in detentie had gezeten, waardoor de uitsluitingsgrond van artikel 43, aanhef en onder d, van de Wet WIA van toepassing was. De rechtbank overwoog dat het niet van belang is of de strafrechtelijke procedure uiteindelijk in een veroordeling eindigt. Eiser stelde dat hij ten onrechte in detentie had gezeten, maar de rechtbank oordeelde dat de herziening en terugvordering van de WIA-uitkering terecht waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.