In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 september 2020 uitspraak gedaan op het verzet van [X], wonende te [Z], tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn beroep inzake een aanslag inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen voor het jaar 2015. De rechtbank had eerder op 15 mei 2020 het beroep van [X] niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen machtiging was ingediend binnen de gestelde termijn. De gemachtigde van [X], mr. M. Grippeling, had op 19 mei 2020 de machtiging ontvangen, maar deze was pas op 27 mei 2020 aan de rechtbank verzonden, wat te laat was.
Tijdens de zitting op 28 augustus 2020, waar [X] niet aanwezig was, werd een verzoek om uitstel ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat dit verzoek niet tijdig was gedaan. De rechtbank benadrukte dat het belang van een doelmatige procesgang zwaarder weegt dan het verlenen van uitstel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting op tijd was verzonden en dat [X] op de hoogte was van de zitting.
De rechtbank heeft in het verzet geoordeeld dat de eerdere niet-ontvankelijkverklaring terecht was, omdat de machtiging niet op tijd was ontvangen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat het niet overleggen van een machtiging in verzet niet kan worden hersteld. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.