ECLI:NL:RBNHO:2020:8275

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
15 oktober 2020
Zaaknummer
8437481 \ CV EXPL 20-3181
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid huurder voor waterschade door lekkage in huurwoning

In deze zaak heeft Stichting Pré Wonen een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens schade die is ontstaan door lekkage in de keuken van een huurwoning. De huurder, [gedaagde], heeft de aansprakelijkheid betwist en stelt dat de lekkage niet door haar toedoen is ontstaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder aansprakelijk is op basis van artikel 7:218 lid 2 BW, dat een bewijsvermoeden inhoudt dat de schade is ontstaan door een toerekenbare tekortkoming van de huurder. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] er niet in is geslaagd dit bewijsvermoeden te weerleggen. De huurder had de kraan in de keuken niet zonder toestemming mogen verwijderen, wat heeft geleid tot de waterschade. De kantonrechter heeft de vordering van Pré Wonen tot schadevergoeding toegewezen, evenals de kosten voor herstel aan de slaapkamer, omdat [gedaagde] niet voldoende heeft weerlegd dat zij de slaapkamer niet volledig had leeggehaald voor de herstelwerkzaamheden. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering over de hoogte van de schade.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8437481 \ CV EXPL 20-3181
Uitspraakdatum: 14 oktober 2020
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de stichting
Stichting Pré Wonen
gevestigd te Haarlem
eiseres
verder te noemen: Pré Wonen
gemachtigde: mr. F.J. Ringnalda
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. M.B. Chylinska

1.Het procesverloop

1.1.
Pré Wonen heeft bij dagvaarding van 19 maart 2020 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 11 september 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen, Pré Wonen mede aan de hand van pleitaantekeningen, ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
Pré Wonen verhuurt met ingang van 20 april 2015 op grond van een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd aan [gedaagde] de woning aan het adres [adres] (hierna: het gehuurde). Op de huurovereenkomst zijn de ‘
Algemene Huurvoorwaarden huurovereenkomst zelfstandige woonruimte’ van toepassing (hierna: de algemene huurvoorwaarden).
2.2.
Artikel 9.5. van de algemene huurvoorwaarden luidt: ‘
Huurder is aansprakelijk voor de schade die wordt veroorzaakt door een verandering of toevoeging die door huurder is aangebracht. (…)
2.3.
Artikel 12 van de algemene huurvoorwaarden luidt: ‘
(…) Huurder is aansprakelijk voor de schade die tijdens de huurtijd aan het gehuurde, waartoe ook de buitenzijde wordt gerekend, is ontstaan door een hem toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst. Alle schade, behalve brandschade, wordt vermoed daardoor te zijn ontstaan. Huurder is jegens de verhuurster op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk voor de gedragingen van hen die vanwege huurder het gehuurde gebruiken of zich vanwege huurder daarop bevinden.
2.4.
Het gehuurde bevindt zich op de tweede verdieping van een appartementencomplex, bestaande uit zestien appartementen inclusief bergingen. [gedaagde] bewoont het gehuurde samen met haar partner en kind.
2.5.
In opdracht van Pré Wonen heeft Dura Vermeer, als hoofdaannemer, werkzaamheden uitgevoerd aan het appartementencomplex waartoe het gehuurde behoort. De door Dura Vermeer uit te voeren werkzaamheden behelsden onder meer het wijzigen van de interne indeling, waarbij tussenwanden werden verwijderd en nieuwe zijn geplaatst, en het uitvoeren van nieuw installatiewerk. Dit installatiewerk werd uitgevoerd door onderaannemer Bonarius. In het gehuurde is – onder meer – een aansluiting in de keuken gerealiseerd voor een vaatwasser, bestaande uit een kraan en een afvoer.
2.6.
Op 23 mei 2019 heeft Bonarius de installatiewerkzaamheden in het gehuurde afgerond en op 29 mei 2019 is het gehuurde zowel aan Pré Wonen als aan [gedaagde] opgeleverd. Vanaf die datum is [gedaagde] , die gedurende de werkzaamheden in een vervangende woonruimte verbleef, weer in het gehuurde gaan wonen.
2.7.
In de nacht van 11 juni 2019, omstreeks 04:00 uur, heeft [gedaagde] een lekkage in de keuken van het gehuurde ontdekt. Dit heeft zij gemeld bij Dura Vermeer, waarna [uitvoerder] , uitvoerder Dura Vermeer, en [installateur] , voorman en installateur Bonarius, diezelfde ochtend, omstreeks 07:00 uur, het gehuurde hebben geïnspecteerd.
2.8.
Dura Vermeer heeft vervolgens een melding van waterschade gemaakt bij haar verzekeraar Aon Risk, waarna deze expertisebureau [expertisebureau] (hierna: [expertisebureau] ) heeft ingeschakeld. In het door [expertisebureau] opgemaakte expertiserapport van 19 juni 2019 staat onder meer:

(…) Wij hebben de bewuste kraan, de draadbus en het bewuste appartement geïnspecteerd. In de keuken van de wederpartij constateerden wij dat, in vergelijking met de andere opgeleverde appartementen, de afvoerleiding ontbreekt en dat deze is afgedopt ter hoogte van de vloer, dat de bevestigingsbeugel van de afvoerleiding ontbreekt en dat er een extra stopcontact aanwezig is (…). Uit de ontvangen opleverlijst tussen Dura Vermeer, Pré Wonen en mevrouw [gedaagde] blijken er geen bijzonderheden te zijn wat betreft de kraan en de afvoer (…). Tevens begrepen wij dat Bonarius een opleverronde heeft gedaan met Dura Vermeer en Pré Wonen. Ook hieruit zijn geen bijzonderheden voortgekomen.
Op locatie werd ons de desbetreffende kraan getoond en tevens een draadbus die na het ontstaan van de schade werd aangetroffen in de muur (…). Allereerst constateerden wij dat de kraan gedeeltelijk groen geschilderd is. Hierdoor is het aannemelijk dat de kraan tijdens de oplevering gemonteerd was. Volgens de vertegenwoordigers[van [gedaagde] ]
is de draadbus (…) door de installateur in de muur gebracht. Ons werd niet exact duidelijk hoe de draadbus volgens hen in de muur is gekomen. Wij begrepen dat wederpartij stelt dat de draadbus in de muur is geplaatst of dat de installateur beoogde een kraan aan te sluiten waarbij het desbetreffende gedeelte is afgebroken en vervolgens in de muur is achtergebleven. Vervolgens heeft de installateur, volgens wederpartij, een nieuwe kraan gepakt die door middel van teflon-tape met de draadbus is verbonden. Doordat de tape heeft losgelaten is de kraan losgekomen waarna het water zich via de vloer heeft kunnen verspreiden door het appartement en uiteindelijk ook naar onderliggende appartementen en bergingen.
Wij merken op dat het niet aannemelijk is dat de kraan gemonteerd is met tape, zonder gebruik te maken van het schroefdraad. Op deze manier ontstaat er geen juiste verbinding. Bij een bevestiging bestaande uit tape zou de kraan vrijwel direct loslaten onder waterdruk (4 bar) en niet pas na enkele weken.
Uit de ontvangen foto van dinsdagochtend 11 juni 2019 (…) van Bonarius maken wij op dat de kraan teflon-tape bevat. Bonarius gaf tijdens onze inspectie aan dat zij alleen met hennep werken als afdichtingsmateriaal voor de draadverbinding van de kraan. Zodoende is in het bijzijn van de vertegenwoordigers namens de wederpartij en onszelf, diezelfde middag een andere kraan in het appartementencomplex gedemonteerd om te constateren hoe een kraan door Bonarius gemonteerd wordt. Wederpartij woont tijdelijk in het appartement [adres 2] (…). De installateur van Bonarius heeft aldaar de kraan gedemonteerd. Wij constateerden dat er om het schroefdraad van de kraan (van [adres 2] ) hennep is toegepast (…). Tevens constateerden wij uit de ontvangen foto’s dat ook de draadbus teflon tape bevat (…).
Na een visuele inspectie van de draadbus constateerden wij dat, in vergelijking met de kraan, deze van een ander materiaal is, een andere schroefdraad en diameter heeft. Hieruit blijkt dat de draadbus afwijkt van de materialen die Bonarius in de appartementen toepast.
Conclusie
Wij ontvingen tot op heden geen informatie waaruit blijkt dat de uitgevoerde installatiewerkzaamheden tot de waterschade hebben geleid. Ook vanuit technisch oogpunt kunnen wij dit niet verklaren.
Resumerend is een oorzakelijk verband tussen de uitgevoerde werkzaamheden door Bonarius en de ontstane wateroverlast niet aannemelijk en onomstotelijk vast komen te staan. Het lijkt er op dat derden, vermoedelijk de bewoner van het appartement, in eigen beheer wijzigingen in de installatie heeft doorgevoerd, zoals het verwijderen van de kraan en het vervolgens monteren van een blinddop. Laatstgenoemd onderdeel is, naar het zich laat aanzien, op 11 juni 2019 afgebroken uit de schroefdraadverbinding. (…)
2.9.
Bij brief van 5 juli 2019 is [gedaagde] door Pré Wonen aansprakelijk gesteld voor de door Pré Wonen geleden schade ten gevolge van de lekkage in de keuken van het gehuurde.
2.10.
In verband met herstelwerkzaamheden aan het gehuurde heeft [gedaagde] tijdelijk in de huurwoning van Pré Wonen aan [adres 3] gewoond. Op 26 juli 2019 is [gedaagde] terug gegaan naar het gehuurde.
2.11.
Bij brief van 28 oktober 2019 is namens [gedaagde] de aansprakelijkheid van de hand gewezen en is Pré Wonen verzocht te onderbouwen waar de aansprakelijkheid op berust.
2.12.
Daarop is namens Pré Wonen bij brief van 4 november 2019 gereageerd: ‘
(…) De onderbouwing van de aansprakelijkheid volgt uit de brief van 5 juli 2019, die cliënte aan uw cliënten zond. Daarbij wijs ik u bovendien op artikel 7:218 leden 1 en 2 BW, op basis waarvan een rechtsvermoeden bestaat dat de schade is ontstaan door een toerekenbare tekortkoming van uw cliënten. Beide onderbouwingen geven voldoende grondslag voor aansprakelijkheid van uw cliënten. Uw blote ontkenning is in dat verband onvoldoende. (…)’ Daarbij is [gedaagde] opnieuw verzocht om aansprakelijkheid te erkennen.
2.13.
Bij e-mail van 4 november 2019 is namens [gedaagde] aan de gemachtigde van Pré Wonen geschreven: ‘
(…) cliënten betwisten elke aansprakelijkheid en betwisten de genoemde werkzaamheden/aanpassingen welke zij verricht zouden hebben. Tevens wordt de hoogte van de schade betwist. (…)

3.De vordering

3.1.
Pré Wonen vordert dat de kantonrechter [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot betaling van:
I. € 27.631,00, te vermeerderen met btw en de wettelijke rente, wegens kosten van herstel ten gevolge van de geleden waterschade;
II. € 826,45, te vermeerderen met btw en de wettelijke rente, wegens herstelkosten aan de slaapkamervloer;
III. de proceskosten (de nakosten daaronder begrepen).
3.2.
Pré Wonen legt aan de vordering – kort weergegeven – ten grondslag dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door Pré Wonen geleden schade die is ontstaan door de lekkage in de keuken van het gehuurde.
Op grond van artikel 7:218 lid 1 BW is de huurder aansprakelijk voor schade aan de verhuurde zaak die is ontstaan door een hem toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst. Op grond van artikel 7:218 lid 2 BW bestaat primair het bewijsvermoeden dat [gedaagde] schuldig is aan alle schade aan de binnenzijde van het gehuurde en voor die schade aansprakelijk is.
Voorts is [gedaagde] jegens Pré Wonen op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk voor de gedragingen van hen die met haar goedvinden het gehuurde gebruiken of zich met haar goedvinden daarop bevinden (artikel 7:219 BW). Dus ook indien de partner dan wel een andere persoon, die zich met toestemming in het gehuurde bevond, schade aan de binnenzijde van het gehuurde heeft veroorzaakt, is [gedaagde] daarvoor aansprakelijk.
Bovendien heeft [gedaagde] zich niet als goed huurder gedragen door de schade aan het gehuurde te veroorzaken. Het is [gedaagde] op grond van artikel 7:215 lid 1 BW en artikel 9.5 van de algemene huurvoorwaarden niet toegestaan de inrichting of gedaante van het gehuurde geheel of gedeeltelijk te veranderen zonder schriftelijke toestemming van de verhuurder. [gedaagde] had de kraan niet zonder toestemming van Pré Wonen mogen verwijderen en vervolgens een blinddop mogen monteren. Door dit wel te doen is [gedaagde] toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst en de algemene huurvoorwaarden.
De aannemer heeft het gehuurde na de herstelwerkzaamheden niet kunnen opleveren omdat de slaapkamer – ondanks diverse verzoeken daartoe – niet (volledig) door [gedaagde] was leeggehaald. Daardoor moet de slaapkamervloer in een later stadium nog worden hersteld en hiervoor moet een aparte afspraak worden gemaakt, hetgeen extra kosten oplevert.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering en verzoekt de kantonrechter om Pré Wonen niet ontvankelijk te verklaren, althans de vordering af te wijzen, met veroordeling van Pré Wonen in de proceskosten. [gedaagde] voert daartoe – samengevat – als volgt aan.
4.2.
[gedaagde] is niet aansprakelijk voor de schade van Pré Wonen. [gedaagde] heeft geen wijzigingen en/of werkzaamheden aan de kraan verricht. Zij heeft kort na de oplevering op 29 mei 2019 de muur in de keuken groen geverfd en de afvoerbuis verwijderd en daar een afdekdop op geplaatst vanwege stankoverlast. Vervolgens heeft zij een vriezer vóór de betreffende kraan geplaatst en een koelkast op de plek waar de afvoerleiding zat. Dit heeft niets te maken met de lekkage. De kraan is – buiten toedoen van [gedaagde] – in de nacht van 11 juni 2019 uit de muur geslagen en op de grond gevallen. [gedaagde] heeft de kraan niet verwijderd.
Verder is het expertiserapport niet onafhankelijk opgemaakt, maar is aangesloten bij hetgeen de medewerkers van Dura Vermeer en Bonarius hebben verklaard. [gedaagde] is hierin niet gekend en heeft geen inbreng kunnen leveren. De conclusie van het rapport is bovendien vaag en slecht onderbouwd en levert geen doorslaggevend en overtuigend bewijs op dat de schade door (hulppersonen van) [gedaagde] is veroorzaakt.
De schade kan door verschillende oorzaken zijn ontstaan. Er zijn meerdere klachten over de renovatiewerkzaamheden geuit (onder andere over lekkage) en ook in andere appartementen zijn kranen gemonteerd met teflontape, in plaats van hennep. Pré Wonen had Dura Vermeer moeten dagvaarden en niet [gedaagde] . Zij had geen genoegen moeten nemen met een dergelijk gebrekkig en ondeugdelijk onderbouwd rapport.
Daarbij komt dat het schadebedrag niet deugdelijk is gespecificeerd. Een onafhankelijke schadebegroting ontbreekt.

5.De beoordeling

5.1.
Niet in geschil is dat er na de oplevering van het gehuurde aan Pré Wonen en [gedaagde] schade is ontstaan door de lekkage in de keuken van het gehuurde. Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] aansprakelijk is voor die schade.
5.2.
Volgens Pré Wonen is aan [gedaagde] een goed werkende woning opgeleverd, met een kraan en een afvoer die deugdelijk zijn gemonteerd, hetgeen viermaal tijdens opleverrondes is vastgesteld. De kraan heeft vier weken lang (namelijk vanaf 15 mei 2019) probleemloos in het gehuurde vastgezeten, waarna op 11 juni 2019 lekkage is ontstaan in de keuken, aldus Pré Wonen. Pré Wonen stelt dat [gedaagde] de schade heeft veroorzaakt door de kraan in de keuken van het gehuurde te verwijderen en iets anders, met de draadbus, aan te brengen door middel van teflontape, hetgeen vervolgens is afgebroken uit de schroefdraadverbinding, met waterschade tot gevolg. Volgens Pré Wonen is daarmee het bewijsvermoeden van artikel 7:218 lid 2 BW van toepassing, dat alle schade wordt vermoed te zijn ontstaan door een toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] en dat [gedaagde] aldus aansprakelijk is voor de schade. Ter onderbouwing daarvan heeft Pré Wonen verwezen naar het expertiserapport van [expertisebureau] , foto’s en de naar de zitting meegebrachte – deels groen geverfde – kraan.
5.3.
Het bewijsvermoeden ex artikel 7:218 lid 2 BW is voor weerlegging, door de huurder, vatbaar. De ratio van dit bewijsvermoeden is immers dat de huurder in de regel veel beter dan de verhuurder in staat is na te gaan door welke oorzaak de schade is ontstaan (
Kamerstukken II1997/98, 26089, 3, p.29). De kantonrechter is met Pré Wonen van oordeel dat [gedaagde] er niet in is geslaagd het bewijsvermoeden te weerleggen. Daartoe wordt als volgt overwogen.
5.4.
[gedaagde] betwist werkzaamheden te hebben verricht aan de kraan en voert aan dat er diverse oorzaken mogelijk zijn waardoor de kraan er in de nacht van 11 juni 2019 af is gesprongen en de waterschade is ontstaan. Als mogelijke oorzaken heeft [gedaagde] genoemd dat (i) verkeerd materiaal is gebruikt door Bonarius voor de montage van de kraan (teflontape in plaats van hennep), (ii) de renovatiewerkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd door Bonarius, dan wel Dura Vermeer, (iii) er een inwendige oorzaak bestaat. Ter onderbouwing hiervan heeft [gedaagde] een verklaring van een buurman ( [adres 4] ) overgelegd, waarin onder meer staat: ‘
(…) Mijn ervaring met de gerenoveerd woning is dat ik met veel dingen niet tevreden ben. Veel zijn niet afgewerkt of niet goed afgewerkt. (…) De washok kraan had een lekkage door melding hebben ze het gerepareerd (…).’ Zelf heeft [gedaagde] verklaard dat er in het gehuurde meerdere gebreken waren na de renovatie. Volgens [gedaagde] blijkt hieruit dat de renovatiewerkzaamheden – niet alleen in het gehuurde – niet goed zijn uitgevoerd. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat zij, samen met haar partner en de vader van de werkgever van haar partner, bij andere appartementen in het appartementencomplex ook wit teflontape heeft aangetroffen, waaruit volgens [gedaagde] blijkt – anders dan Pré Wonen stelt – dat door Bonarius niet enkel in het gehuurde voor de montage van de kraan teflontape is gebruikt.
5.5.
Nog daargelaten dat [gedaagde] voornoemde stellingen naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende heeft geconcretiseerd, ondersteunen deze niet het standpunt van [gedaagde] dat de oorzaak van de lekkage mogelijk te wijten is aan – kort gezegd – de uitgevoerde renovatiewerkzaamheden. De stellingen van [gedaagde] zijn niet, althans onvoldoende, onderbouwd. Een enkele verklaring van een buurman over een lekkage in een washok, volstaat niet. Daaruit blijkt op zichzelf niet dat de renovatiewerkzaamheden (en dus ook die aan de kraan in de keuken van het gehuurde) niet goed zijn uitgevoerd. Dat in andere woningen ook wit teflontape is gebruikt – en door wie dat dan gebruikt zou zijn – is in het geheel niet onderbouwd. Onderbouwing voor de geopperde mogelijkheid dat de schade is ontstaan als gevolg van een inwendige oorzaak ontbreekt volledig. Een en ander betekent dat [gedaagde] het bewijsvermoeden, waaraan gemotiveerde en (middels het expertiserapport) onderbouwde stellingen van Pré Wonen ten grondslag liggen, onvoldoende heeft weerlegd. [gedaagde] heeft verder ook geen bewijs aangeboden dat voldoet aan de daaraan te stellen eisen van concreetheid en specificiteit, zodat aan het gedane bewijsaanbod voorbij wordt gegaan.
5.6.
Voor zover [gedaagde] voorts heeft aangevoerd dat het expertiserapport niet onafhankelijk is opgemaakt en de daarin genomen conclusies onvoldoende zijn onderbouwd en zijn gebaseerd op vermoedens, is de kantonrechter met Pré Wonen van oordeel dat [gedaagde] ook dit standpunt onvoldoende heeft onderbouwd. Uit het rapport zelf is wat [gedaagde] aanvoert niet op te maken. Sterker, uit het rapport blijkt dat de opstellers van het rapport hebben gesproken met, en geluisterd naar, de vertegenwoordigers van [gedaagde] . Het gestelde door deze vertegenwoordigers is gemotiveerd weerlegd. Dat laatste maakt het rapport op zichzelf niet partijdig. Aan dit standpunt van [gedaagde] zal dan ook (eveneens) voorbij worden gegaan.
5.7.
Het voorgaande betekent dat de schade die Pré Wonen heeft geleden door de lekkage in de keuken van het gehuurde wordt vermoed te zijn ontstaan door een toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] . De vordering van Pré Wonen tot veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de kosten van herstel ten gevolgde van de geleden waterschade door Pré Wonen, zal dan ook worden toegewezen.
5.8.
Ten aanzien van de door Pré Wonen gestelde schade met betrekking tot de slaapkamer van het gehuurde, is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] de stelling van Pré Wonen dat [gedaagde] ondanks meerdere verzoeken daartoe de slaapkamer niet geheel had leeggehaald, zodat de werkzaamheden aan de slaapkamervloer niet konden worden afgemaakt en daartoe een nieuwe afspraak moet worden gemaakt, hetgeen kosten met zich brengt, onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. Voorts gaat de kantonrechter – gelet op het gemotiveerde verweer van Pré Wonen daartegen – voorbij aan het niet onderbouwde standpunt van [gedaagde] dat [uitvoerder] tegen haar zou hebben gezegd dat de slaapkamer pas na de vakantie- periode zou worden hersteld, zodat daarover op een later moment contact met haar zou worden opgenomen. De vordering van Pré Wonen tot veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de herstelkosten aan de slaapkamer, zal daarom eveneens worden toegewezen.
5.9.
Wat betreft de hoogte van de gevorderde schade (€ 33.433,51 inclusief btw voor het herstel ten gevolge van de geleden waterschade en € 1.000,00 inclusief btw voor herstel- kosten aan de slaapkamer) is de kantonrechter van oordeel dat het, gelet op de gemotiveerde betwisting van de zijde van [gedaagde] , op de weg van Pré Wonen had gelegen om de herstel- kosten nader te onderbouwen. Het overleggen van een door Dura Vermeer aan Pré Wonen verstuurde factuur van 8 november 2019, waarop diverse kosten voor ‘
Meer- / Minderwerk’ staan opgenomen, waaronder kosten die zien op ‘
Herstellen Waterschade (…)’ en de verklaring ter zitting van [projectleider] , projectleider Pré Wonen, dat de herstelwerkzaamheden onder meer hebben bestaan uit het herstellen van de zweefdekvloer, het plaatsen van bouwdrogers voor een week en schilder- en stucwerk, is daartoe onvoldoende. Gelet op het bewijsaanbod van Pré Wonen op dit punt zal zij in de gelegenheid worden gesteld om de hoogte van de gestelde schade bij akte nader te onderbouwen. [gedaagde] zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld daarop te reageren.
5.10.
De kantonrechter zal iedere verdere beslissing aanhouden.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
stelt Pré Wonen in de gelegenheid om vóór of uiterlijk op de rolzitting van
11 november 2020 te 10:00 uurbij schriftelijke akte de hoogte van de gestelde schade nader te onderbouwen;
6.2.
stelt [gedaagde] in de gelegenheid om vóór of uiterlijk op de rolzitting van
9 december 2020 te 10:00 uurschriftelijk te reageren op de onder 6.1. bedoelde akte;
6.3.
bepaalt dat uitstel in beginsel niet wordt verleend. Bij het ontbreken van tijdig bericht van Pré Wonen wordt er van uitgegaan dat zij geen gebruik wenst te maken van de gelegenheid tot bewijslevering;
6.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter