ECLI:NL:RBNHO:2021:10095
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vrijheidsontneming en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke context
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de vrijheidsontneming van een asielzoeker. De eiser, die op 17 september 2021 een asielaanvraag indiende, werd op dat moment aangetroffen op een zeeschip in de haven van Rotterdam. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, had op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij ook een verzoek om schadevergoeding indiende.
De rechtbank oordeelde dat de maatregel onrechtmatig was vanaf 22 september 2021, twee dagen na het aanmeldgehoor, omdat verweerder niet tijdig een tweede bevraging in het Eurodac-systeem had uitgevoerd. De eerste bevraging op 17 september 2021 had geen hit opgeleverd, maar de rechtbank concludeerde dat verweerder op basis van de verklaringen van eiser tijdens het aanmeldgehoor eerder een NL1-bevraging had moeten uitvoeren. Deze bevraging vond pas op 28 september 2021 plaats, waarna bleek dat eiser in Italië geregistreerd was. De rechtbank oordeelde dat de vertraging in het onderzoek door verweerder onvoldoende voortvarend en zorgvuldig was.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en kende eiser een schadevergoeding toe van € 900,- voor de onrechtmatige vrijheidsontneming gedurende 9 dagen. Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.496,-. De uitspraak werd gedaan door mr. S. Ok, rechter, en is openbaar gemaakt op 11 november 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.