Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 november 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
Als derde-partij neemt aan het geding deel: [derde partij]
Procesverloop
Overwegingen
met een platte afdekking, als de hoogte van de extra bouwlaag boven de (maximum) goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt.
Verweerder verwijst in het bestreden besluit ter onderbouwing van de afwijkende kapvorm naar het advies van de afdeling Omgevingsbeleid, team stedenbouw en planologie. De afdeling Omgevingsbeleid, team stedenbouw en planologie concludeert dat de gekozen dakopbouw in zijn verschijningsvorm en materialisering terughoudend is. Voorts concludeert deze afdeling dat is gekozen voor een heldere opzet van de kapindeling en de voorgestelde dakkapellen in de kap recht doen aan de bestaande gevelindeling. De onderbrekingen zijn ondergeschikt aan het dakvlak. De voorgestelde opbouw vormt minimaal invloed op de privacy van omliggende percelen langs de [straat 1] , [straat 2] en [straat 3] . De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit advies in redelijkheid ten grondslag heeft kunnen leggen aan de toestemming om een andere dakvorm toe te staan.
Uit de bezonningsstudie volgt dat in het overgrote deel van het jaar geen sprake is van substantiële vermindering van bezonning in de woonkamer, dakterras, en het balkon. Voor de woonkamer geldt voor de daglichttoetreding een beperkte vermindering van 3%. Volgens de bezonningsstudie blijft er zowel in de bestaande situatie als de geplande situatie voldoende daglicht in de woonkamer mogelijk. De rechtbank leidt hieruit af dat het bouwplan tot een beperkte verslechtering van bezonning en de daglichtsituatie leidt. Aangezien niet is gebleken dat sprake is van een grotere vermindering van zon- en daglicht bij realisering van het bouwplan ten opzichte van de huidige situatie, heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiseres niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad.
‘De [straat 1] is een gereguleerd gebied wat wil zeggen dat alleen de bewoners en beperkte groepen gebruik kunnen maken van de bestaande parkeergelegenheden. In een dergelijk gebied bestaat volgens het beleid de mogelijkheid om afstand te doen van de parkeervergunning. Dit betekent dat nieuwe bewoners geen aanspraak kunnen maken op een parkeervergunning. Daarmee is aangetoond dat er geen sprake zal zijn van verkeer en parkeren door dit nieuwe bouwplan. Er dient alsnog ontheffing te worden verleend van de eis tot parkeren op eigen terrein.’Verweerder heeft vervolgens een ontheffing verleend omdat vergunninghouder in de aanvraag afwijkt van parkeerrechten en een hiertoe strekkende verklaring van 15 oktober 2019 heeft bijgevoegd.
aantoonbare onmogelijkheidgeheel of gedeeltelijk aan de normen te voldoen de bouwvergunning kan worden verleend met als argument dat het belang van het bouwplan voor de stedelijke ontwikkeling als geheel en het feit dat
de genoemde trits is afgelopen, met andere woorden, dat getracht is een goede oplossing voor het parkeren te vinden, maar dat dit niet gelukt is.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1496,-.