In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door ARAG Legal Services B.V., een verzoek ingediend tegen Lufthansa German Airlines wegens compensatie voor vertraging van hun vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Frankfurt en vervolgens naar Orlando op 19 december 2019. Door een vertraging van de eerste vlucht, LH 989, hebben zij hun aansluitende vlucht LH 464 gemist. De passagiers vorderden een bedrag van € 2.400,00 aan compensatie, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers in hun verzoek ontvankelijk zijn. De vervoerder, Lufthansa, betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals een verlate Target Start-Up Approval Time (TSAT) en luchtverkeersleidingrestricties. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te voorkomen. Echter, de rechter concludeerde dat de vertraging van de vlucht LH 989 het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waardoor de passagiers niet in aanmerking kwamen voor compensatie.
De vordering tot betaling van compensatie werd afgewezen, evenals de nevenvorderingen. De proceskosten werden toegewezen aan de vervoerder, en de passagiers werden veroordeeld tot betaling van deze kosten. De beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 1 december 2021.