Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De zaak in het kort
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde 2] wel partij is bij de bindend advies overeenkomst en ook volwaardig partij is in het bindend advies. Er is geen grond voor vernietiging van het bindend advies. Wel matigt de rechtbank de aan [gedaagde 1] c.s. opgelegde geldboete enigszins.
2.De procedure
- het tussenvonnis van 7 juli 2021 waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- de brief van 26 oktober 2021 van de advocaat van [gedaagde 1] c.s. met productie 1,
- de akte indiening productie van [eiser 1] c.s. met productie 8,
- de spreekaantekeningen van [eiser 1] c.s.,
- de mondelinge behandeling op 28 oktober 2021 en de door de griffier daarvan bijgehouden aantekeningen.
3.Feiten
Partijen mogen (bewijs)stukken en schriftelijke getuigenverklaringen indienen. De secretaris zendt na ontvangst een kopie toe aan de tegenpartij(en). Alle stukken dienen minimaal twee dagen voor de hoorzitting door de secretaris te zijn ontvangen. De secretaris kan in het belang van een goede procesorde besluiten een kortere termijn te gunnen.
Overlegging van verdere schriftelijke stukken voor of tijdens de hoorzitting is alleen toegestaan indien dit naar het oordeel van mr. Frank Visser niet in strijd komt met de eisen van een behoorlijke procesorde, meer in het bijzonder het recht op hoor en wederhoor.
Partijen bepleiten in beginsel hun eigen zaak.
Mr. Frank Visser kan ook overigens vertegenwoordiging en bijstand toestaan.
Mr. Frank Visser kan een boete, zoals bedoeld in artikel 6.91 van het Burgerlijk Wetboek, stellen op het niet nakomen van het bindend advies. De boete wordt door het enkele niet nakomen verschuldigd zonder dat daartoe nog enige nadere ingebrekestelling nodig is. (…)
Vernietiging van de in het bindend advies gegeven beslissing(en), zoals bedoeld in artikel 7:904 van het Burgerlijk Wetboek, kan alleen plaatsvinden door de gewone rechter. Daartoe moet het bindend advies binnen twee maanden na verzending van de schriftelijke uitwerking aan de bevoegde rechter worden voorgelegd (aanhangig zijn). (…)
Vernietiging is alleen mogelijk, indien gebondenheid aan het bindend advies, in verband met de inhoud of de wijze van totstandkoming daarvan, in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Partijen doen uitdrukkelijk afstand van de bevoegdheid om vernietiging te vorderen wegens een onjuiste en/of tekortschietende motivering. Indien een daartoe strekkende vordering niet binnen de hiervoor genoemde termijn aan de bevoegde rechter is voorgelegd (aanhangig is), wordt het bindend advies onaantastbaar.”
Voor wat betreft de tegenvordering van Familie [eiser 1] c.s.
4.Het geschil
5.De beoordeling
Ondergetekenden” “
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] [gedaagde 1](…) verder te noemen:Familie [gedaagde 1]”. Bovendien hebben [gedaagde 1] c.s. beiden de overeenkomst ondertekend, zodat zij zich (in beginsel) allebei hebben verbonden aan de, onder leiding van mr. Visser gevoerde, bindend advies procedure. Uit de tekst van de bindend advies overeenkomst blijkt niet dat [gedaagde 2] niet namens zichzelf, maar alleen als begeleider (of vertegenwoordiger) van haar vader optrad of dat zij anderszins in de bindend advies overeenkomst een voorbehoud heeft willen maken. Een en ander strookt ook met het feit dat het [gedaagde 2] is geweest die, weliswaar in overleg met haar vader, het initiatief heeft genomen om de redactie van het televisieprogramma ‘mr. Frank Visser doet uitspraak’ te benaderen. Zij heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat zij voorafgaand aan het opstellen van de bindend advies overeenkomst gesproken heeft met een jurist van het programma. Niet is gebleken dat zij op enig moment, voorafgaand of tijdens de bindend advies procedure, aan de redactie van het tv-programma, mr. Visser of [eiser 1] c.s. kenbaar heeft gemaakt alleen als begeleider of vertegenwoordiger van haar vader te willen optreden. [gedaagde 2] heeft ook volwaardig meegedaan aan de bindend advies procedure; [eiser 1] c.s. hoefden er dus geen rekening mee te houden dat zij alleen optrad in een begeleidende rol of uitsluitend als vertegenwoordiger van haar vader. Dat [gedaagde 2] geen eigenaar is van de woning kan niet tot een ander oordeel leiden. Zij heeft zich immers door ondertekening van de bindend advies overeenkomst verbonden aan de bindend advies procedure en daarin een eigen juridische positie ingenomen. Zij kan dus evenals haar vader gehouden worden aan het bindend advies.
Familie [gedaagde 1] c.s. wordt verplicht om binnen acht weken na vandaag het golfplaten, asbesthoudende dak op haar schuur door een ter zake deskundig bedrijf te laten saneren en/of verwijderen…” De verplichting is dus geformuleerd als een resultaatsverplichting met een relatief korte termijn, waarbij [gedaagde 1] c.s. voor de nakoming van deze verplichting – anders dan voor de andere verplichtingen uit het bindend advies – afhankelijk waren van de professionele inzet van derden. Dit was dus een behoorlijk zware verplichting voor [gedaagde 1] c.s. [gedaagde 1] c.s. hebben in deze procedure verder aangevoerd dat zij niet over de benodigde liquide middelen beschikten om de sanering te laten uitvoeren. Van belang is dat niet is gebleken dat dit laatste aspect in de bindend advies procedure aan de orde is geweest. De bindend adviseur heeft het dan ook niet kunnen meewegen in het bindend advies. Wel heeft de bindend adviseur een voorziening in het boetebeding opgenomen voor het geval [gedaagde 1] c.s. niet aan de verplichting tot sanering zouden voldoen: “
Indien Familie [gedaagde 1] zich niet houdt aan het voorgaande, wordt Familie [eiser 1] bovendien gemachtigd om, in de plaats van de boete, bedoelde werkzaamheden op kosten van Familie [gedaagde 1] zelf uit te (doen) voeren, wat Familie [gedaagde 1] moet gedogen.”In dit geval zouden [gedaagde 1] c.s. volgens het boetebeding dus niet zowel de boete als de kosten van de sanering aan [eiser 1] c.s. hoeven te betalen. [gedaagde 2] heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat zij meteen na de bindend advies uitspraak telefonisch offertes heeft aangevraagd voor de sanering van het dak. Uiteindelijk heeft dit tot niets geleid en is het dak pas in juli 2020, na tussenkomst van [eiser 1] c.s., door de gemeente gesaneerd. Als onbetwist staat vast dat [gedaagde 1] c.s. het er na het opvragen van de offertes bij hebben laten zitten, zij hebben de handdoek in de ring gegooid en zijn ook niet ingegaan op het aanbod van [eiser 1] c.s. om te helpen een aannemer te zoeken en via [eiser 1] , die werkzaam is in de aannemingsbranche, korting te bedingen. Dit acht de rechtbank verwijtbaar, mede gelet op het door deskundige [betrokkene 1] geconstateerde onmiddellijke gezondheidsrisico. Bovendien is sanering en vervanging van het dak uiteindelijk ook niet onmogelijk gebleken, nadat [eiser 1] c.s. het initiatief hebben genomen om de gemeente te benaderen. Dat het dak inmiddels gesaneerd is brengt – anders dan [gedaagde 1] c.s. aanvoeren – dan ook niet mee dat de boetes niet meer verschuldigd zijn; het dak is immers niet gesaneerd binnen de termijn die daarvoor in het bindend advies was gesteld, die is zelfs ver overschreden, en [eiser 1] c.s. hebben onbetwist gesteld dat zij geld en moeite hebben gestoken in het bewerkstelligen, uiteindelijk via de gemeente, van de sanering. Hiertoe hebben zij onder meer in het sommatie exploot van 6 maart 2020 het boetebeding ingeroepen; anders dan [gedaagde 1] c.s. suggereren kan niet gezegd worden dat [eiser 1] c.s. het beding uitsluitend hebben ingeroepen met als doel dat [gedaagde 1] c.s. gedwongen worden de woning te verkopen. Bovendien hebben [eiser 1] c.s. ter zitting desgevraagd verklaard dat de optie om het dak zelf op kosten van [gedaagde 1] c.s. te laten saneren feitelijk onmogelijk was omdat [gedaagde 1] c.s. dat niet toestonden. Anderzijds staat vast dat [gedaagde 1] c.s. € 9.377,65 hebben betaald aan de gemeente en in september 2020 € 7.200,00 hebben betaald voor nieuwe dakplaten. Zij hebben dus inmiddels de nodige kosten gemaakt in verband met de sanering van het dak. Gelet op de hierboven aangehaalde voorziening in het beding inhoudende dat [eiser 1] c.s. zo nodig werd gemachtigd op kosten van [gedaagde 1] c.s. te zorgen voor de sanering zonder daarbij tevens aanspraak te kunnen maken op de boete, is de rechtbank van oordeel dat verbeuren van de gehele boete zonder rekening te houden met deze kosten tot een onaanvaardbaar resultaat zou leiden. Nu evenwel – ten gevolge van de houding van [gedaagde 1] c.s. – [eiser 1] c.s. geen gebruik hebben kunnen maken van de voorziening in het beding inhoudende dat [eiser 1] c.s. zo nodig werd gemachtigd op kosten van [gedaagde 1] c.s. te zorgen voor de sanering, en wel andere kosten hebben moeten maken, langer hebben moeten wachten op de sanering en de nodige inspanningen hebben moeten verrichten om de sanering gedaan te krijgen, dient de matiging evenwel niet zo ver te gaan dat de door [gedaagde 1] c.s. gemaakte kosten (aan derden) integraal van de boete moeten worden afgetrokken. Dat [gedaagde 1] c.s. door het verbeuren van de boetes in een financiële noodsituatie komen te verkeren hebben zij tot slot tegenover de onderbouwde stellingen van [eiser 1] c.s. niet met stukken onderbouwd. De hiervoor geschetste feiten en omstandigheden bezien in onderling verband en samenhang brengen naar het oordeel van de rechtbank mee dat er aanleiding is de boete die stond op de saneringsverplichting te matigen tot een bedrag van € 15.000,00.
c.s. hebben eveneens pas op 6 maart 2020 geprobeerd om de ramen op de begane grond in de schuur ondoorzichtig te maken. [eiser 1] c.s. hebben erop gewezen dat de ramen op de begane grond nog gedeeltelijk doorzichtig zijn en dat de ramen op de eerste verdieping van de schuur nog volledig doorzichtig zijn. [gedaagde 1] c.s. hebben dat ter zitting desgevraagd erkend. De rechtbank wijst [gedaagde 1] c.s. erop dat het hen op grond van artikel 5:50 BW, behoudens toestemming van [eiser 1] c.s., niet is toegestaan om vensters binnen twee meter van de erfgrens te hebben die uitzicht geven op het erf van de buren. [gedaagde 1] c.s. zijn daarom verplicht om alle ramen in de schuur die uitzicht geven op het erf van [eiser 1] c.s. ondoorzichtig te maken, zoals ook bepaald is in het bindend advies. Omdat [gedaagde 1] c.s. eenvoudig aan deze verplichting hadden kunnen voldoen en zij daaraan nog altijd niet hebben voldaan, acht de rechtbank het op zijn plaats om de hierop gestelde maximale boete van € 10.000,00 te handhaven.
1.802,50(2,5 punt × tarief € 721,00)