ECLI:NL:RBNHO:2021:1181

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
11 februari 2021
Zaaknummer
311568
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke opheffing van beslag in kort geding met betrekking tot onrechtmatige gedragingen van bestuurders

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Noord-Holland, is er een kort geding aanhangig gemaakt door New Wave Group AB en Intraco Holding B.V. tegen Van der Spruit Beheer B.V. en een andere gedaagde. De eisers vorderen de opheffing van conservatoire beslagen die door de gedaagden zijn gelegd op hun aandelen en vorderingen. De rechtbank heeft op 4 februari 2021 uitspraak gedaan, waarbij de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van de gedaagden ondeugdelijk zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden niet voldoende hebben aangetoond dat hun vorderingen op de eisers gegrond zijn. De voorzieningenrechter heeft daarbij het belang van de eisers bij opheffing van de beslagen zwaarder laten wegen dan het belang van de gedaagden bij handhaving van de beslagen. De rechtbank heeft de gedaagden opgedragen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis de gelegde beslagen op te heffen en hen veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 4 februari 2021 en is later op 11 februari 2021 gecorrigeerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/311568 / KG ZA 20-724
Vonnis in kort geding van 4 februari 2021
in de zaak van
1. de vennootschap naar Zweeds recht
NEW WAVE GROUP AB,
gevestigd te Itterby (Zweden),
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTRACO HOLDING B.V.,
gevestigd te Wormerveer,
eiseressen,
advocaat mr. H. Ruiter te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DER SPRUIT BEHEER B.V.,
gevestigd te Castricum,
2.
[gedaagde 2]
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. C.P.B. Kroep te Enschede.
Eisers zullen hierna gezamenlijk New Wave c.s. worden genoemd en gedaagden gezamenlijk zullen Van der Spruit c.s. genoemd worden. Afzonderlijk zullen partijen respectievelijk New Wave, Intraco Holding, Van der Spruit Beheer en [gedaagde 2] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 12 januari 2021 met 7 producties,
  • de brief van 19 januari 2021 van Van der Spruit c.s. met 26 producties,
  • de pleitnota van Van der Spruit c.s.,
  • de aantekeningen van New Wave c.s.,
  • de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 21 januari 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De uitgangspunten

2.1.
Intraco Holding en haar dochter Intraco Trading B.V. (hierna: Intraco Trading) (en enkele andere groepsvennootschappen) drijven een onderneming op het gebied van relatiegeschenken. De aandelen van Intraco Trading zijn volledig in handen van Intraco Holding.
2.2.
[gedaagde 2] is enig bestuurder en aandeelhouder van Van der Spruit Beheer. Van der Spruit Beheer heeft op 27 juni 2005 Intraco Holding opgericht. New Wave is een beursgenoteerde Zweedse vennootschap. De heren [XX] (hierna: [XX] ) en
[YY] (hierna: [YY] ) zijn bestuurders en aandeelhouders van New Wave.
2.3.
New Wave en Van der Spruit Beheer houden respectievelijk 63,5% en 36,5% van de aandelen in het geplaatst kapitaal van Intraco Holding. [XX] , [YY] en Van der Spruit Beheer vormen het bestuur van Intraco Holding.
2.4.
Op 1 juli 2005 hebben Intraco Holding en Van der Spruit c.s. een managementovereenkomst gesloten.
2.5.
Op 1 juli 2005 is tussen New Wave, Van der Spruit c.s. en Intraco Holding een shareholdersagreement gesloten. In artikel 4 en 5 van die overeenkomst is bepaald dat Van der Spruit Beheer, [XX] en [YY] statutair bestuurders van Intraco Holding zullen zijn, dat Van der Spruit bestuurder van de dochterondernemingen van Intraco Holding zal zijn, dat Van der Spruit Beheer een managementovereenkomst met Intraco Holding zal sluiten en dat zijn
salary and benefits(hierna: de managementvergoeding) in totaal € 100.000,- zullen bedragen.
2.6.
New Wave c.s. is in mei 2018 een onderzoek gestart naar de administratie van Intraco Holding. Uit dat onderzoek zijn diverse onregelmatigheden naar voren gekomen, waarna [XX] [gedaagde 2] heeft uitgenodigd voor een bespreking op 4 september 2018. Tijdens die bespreking heeft [XX] [gedaagde 2] een termination letter overhandigd, met als bijlage een opsomming van overtredingen van bepalingen van de managementovereenkomst. De bevindingen naar aanleiding van het onderzoek hebben ertoe geleid dat Intraco Holding de managementovereenkomst met onmiddellijke ingang heeft opgezegd en [gedaagde 2] de toegang is ontnomen tot zijn bedrijfsmailaccount en de systemen van Intraco Holding.
2.7.
New Wave c.s. heeft een algemene vergadering van aandeelhouders van Intraco Holding belegd waarop onder meer het voorgenomen ontslag van Van der Spruit Beheer als bestuurder geagendeerd stond. Van der Spruit Beheer heeft als aandeelhouder tegen het voorstel gestemd en heeft geweigerd om als statutair bestuurder af te treden. Wel is in de vergadering het voorstel aangenomen tot ontneming van de titel algemeen directeur, zodat Van der Spruit Beheer niet langer bevoegd was om Intraco Holding zelfstandig te vertegenwoordigen.
2.8.
Bij brief van 10 oktober 2018 heeft Van der Spruit Beheer de nietigheid ingeroepen van het besluit van Intraco Holding van 4 september 2018 tot beëindiging van de managementovereenkomst, althans dat besluit vernietigd.
2.9.
Van der Spruit Beheer heeft de Ondernemingskamer verzocht een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Intraco Holding en Intraco Trading over de periode vanaf 1 augustus 2018. Van der Spruit Beheer heeft voorts verzocht bij wijze van onmiddellijke voorziening voor de duur van het geding een tijdelijke bestuurder met beslissende stem te benoemen bij Intraco Holding en [XX] en [YY] te schorsen als bestuurders van Intraco Holding.
De Ondernemingskamer heeft onder meer overwogen dat er ten aanzien van het besturen van Intraco Holding geen aanleiding was te twijfelen aan een juist beleid of gang van zaken bij Intraco Holding en Intraco Trading. De Ondernemingskamer heeft de verzoeken van
Van der Spruit Beheer bij beschikking van 11 oktober 2019 afgewezen.
2.10.
New Wave c.s. is een bodemprocedure tegen Van der Spruit c.s. bij deze rechtbank gestart, waarin zij onder meer veroordeling heeft gevorderd van Van der Spruit c.s. tot betaling van de teveel betaalde management fees, alsmede een verklaring voor recht dat de managementovereenkomst tussen Intraco Holding en Van der Spruit Beheer rechtsgeldig (gedeeltelijk) is ontbonden. Daarnaast heeft New Wave c.s. een uitstootvordering als bedoeld in artikel 2:336 lid 1 BW ingesteld jegens Van der Spruit Beheer.
Deze procedure is met eerdergenoemde procedure gevoegd. In reconventie (in de bodemprocedure) heeft Van der Spruit c.s. een verklaring voor recht gevorderd dat de opzegging van de managementovereenkomst niet rechtsgeldig is geschied, alsmede doorbetaling van de managementvergoeding. Daarnaast heeft Van der Spruit c.s. onder meer de opheffing verzocht van de ten laste van Van der Spruit c.s. gelegde beslagen.
De rechtbank heeft in de bodemprocedure Van der Spruit c.s. bij vonnis van 22 april 2020 onder meer veroordeeld om de teveel betaalde management fees aan Intraco Holding en Intraco Trading terug te betalen en heeft de vorderingen in reconventie afgewezen.
Van der Spruit c.s. is tegen dit vonnis in hoger beroep gegaan. In de uitstootprocedure heeft de rechtbank een tussenvonnis gewezen en de zaak naar de rol verwezen voor uitlating aangekondigde deskundigerapportage.
2.11.
Na daartoe verkregen verlof van de voorzieningenrechter op 17 december 2020 heeft Van der Spruit c.s. meerdere conservatoire beslagen gelegd ten laste van New Wave c.s. op aandelen in het kapitaal van Intraco Holding (gehouden door New Wave) en Intraco Trading en op - kort gezegd - vorderingen op groepsmaatschappijen.
2.12.
Bij beschikking van 17 december 2020 heeft deze rechtbank bepaald dat de ten laste van [gedaagde 2] in executoriaal beslag genomen aandelen in Van der Spruit Beheer kunnen worden verkocht en overgedragen.
De rechtbank heeft mr. A. Pothof, gerechtsdeurwaarder, aangewezen als de deurwaarder die met de executie is belast. De rechtbank heeft voorts bepaald dat Van der Spruit c.s. zijn medewerking dient te verlenen aan de verkoop van de aandelen en alle naar het oordeel van de deurwaarder voor de waardering en verkoop van de aandelen relevante (financiële) gegevens op eerste verzoek aan de deurwaarder ter beschikking dient te stellen.
2.13.
Het verzoek van Van der Spruit c.s. om tussentijds in hoger beroep te mogen komen in de uitstootprocedure heeft de rechtbank bij brief van 30 december 2020 afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
New Wave c.s. vordert samengevat - Van der Spruit c.s. te gebieden binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis alle ten laste van New Wave c.s. gelegde conservatoire beslagen op te heffen en de opheffing van die conservatoire beslagen schriftelijk aan New Wave c.s. te bevestigen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom en onder veroordeling van Van der Spruit c.s. in de kosten van dit geding, waaronder nakosten.
Standpunt New Wave c.s.
3.2.
New Wave c.s. legt aan haar vordering, samengevat, ten grondslag dat de vorderingen waarvoor beslag is gelegd summierlijk ondeugdelijk zijn. In alle gevoerde procedures zijn de vorderingen van Van der Spruit c.s. reeds afgewezen. Daarbij hindert handhaving van de conservatoire beslagen de bedrijfsvoering van alle entiteiten binnen de New Wave groep doorlopend en daardoor leidt New Wave schade, terwijl de beslagen geen enkel redelijk doel dienen. New Wave c.s. licht dit als volgt toe.
Blijkens de beschikking van 17 december 2020 heeft Van der Spruit c.s. voor een drietal vorderingen verlof gekregen om beslag te mogen leggen, te weten:
een vordering van Van der Spruit Beheer op New Wave van € 1.850.000,- wegens afgeleide schade die Van der Spruit Beheer als aandeelhouder van Intraco Holding stelt te hebben geleden wegens onrechtmatig handelen van New Wave als bestuurder van Intraco Holding,
een vordering van Van der Spruit Beheer op New Wave van € 245.000,- wegens schade die van der Spruit Beheer als crediteur van Intraco Holding stelt te hebben geleden wegens onrechtmatig handelen van New Wave als bestuurder van Intraco Holding,
een vordering van [gedaagde 2] op Intraco Holding van € 39.000,- en een vordering van Van der Spruit Beheer op Intraco Holding van € 78.000,- vanwege een onregelmatige opzegging en ontbinding van de managementmovereenkomst die Van der Spruit c.s. heeft gesloten met Intraco Holding.
New Wave c.s. stelt in de eerste plaats dat New Wave geen bestuurder van Intraco Holding is. Evenmin was New Wave partij bij de managementovereenkomst.
Van onrechtmatig handelen door New Wave jegens Van der Spruit Beheer is geen sprake en de rechtbank heeft al over deze kwestie geoordeeld. Van der Spruit Beheer mag geen verkapt appel voeren door buiten het gesloten stelsel van rechtsmiddelen te treden.
De stelling dat Van der Spruit Beheer schade heeft geleden omdat haar aandelen in het kapitaal van Intraco Holding niets meer waard zijn, is niet onderbouwd. Voor zover er al sprake zou zijn van een waardedaling kan deze niet aan New Wave worden toegerekend. Van der Spruit Beheer heeft nagelaten te concretiseren waarom New Wave op terugbetaling van de hoofdsom van een achtergestelde lening van Van der Spruit Beheer aan Intraco Holding zou kunnen worden aangesproken, terwijl New Wave geen partij is bij die lening.
Er bestaat bovendien geen reden om aan te nemen dat Intraco Holding, indien en zodra de lening opeisbaar is (hetgeen nu niet het geval is), zal tekortschieten in de nakoming van de terugbetalingsverplichting.
Tot slot is er geen sprake geweest van onregelmatige opzegging en ontbinding van de managementovereenkomst met Intraco Holding. De rechtbank heeft hierover al vonnis gewezen. De vordering die Van der Spruit c.s. in die procedure in reconventie had ingesteld ten aanzien van de opzegging van de managementovereenkomst is immers afgewezen.
Van der Spruit Beheer heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat in hoger beroep anders zal worden beslist. Daarnaast heeft de Ondernemingskamer overwogen dat het beëindigen van de managementovereenkomst door [XX] en [YY] als bestuurders van Intraco Holding niet onbegrijpelijk was en dat New Wave het dreigende liquiditeitstekort bij Intraco Holding heeft voorkomen.
Standpunt Van der Spuit c.s.
3.3.
Van der Spruit c.s. voert verweer. Hij stelt dat de vorderingen waarvoor hij beslagen heeft gelegd, andere vorderingen betreffen met andere grondslagen dan die in de eerdere procedures waren ingesteld en die hebben geleid tot het vonnis van 22 april 2020 en de beschikking van de Ondernemingskamer.
Voor zover Van der Spruit c.s. wel beslag zou hebben gelegd voor de reconventionele vorderingen die in eerste aanleg zijn afgewezen, vormt dit op zichzelf bovendien geen grond om de vordering tot opheffing van de beslagen toe te wijzen. Ten aanzien van de vorderingen A tot en met C heeft Van der Spruit c.s. het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van vordering A
3.4.
De grondslag voor deze vordering is dat New Wave middels de personen van [XX] en [YY] onrechtmatig jegens Van der Spruit c.s. heeft gehandeld.
Doordat New Wave opdracht had gegeven om [gedaagde 2] op 4 september 2018 met onmiddellijke ingang af te sluiten van zijn e-mails, administratie, telefoon en ICT-systemen, heeft New Wave een ongelijk speelveld gecreëerd waardoor Van der Spruit c.s. vanaf die datum in bewijsnood verkeerde en zich zodoende niet kon verweren tegen onware verklaringen en stellingen van New Wave c.s. in daaropvolgende procedures. Via een datarecovery op een oude laptop heeft Van der Spruit c.s. alsnog toegang verkregen tot delen van de administratie. Anders dan New Wave c.s. stelt, beschikt Van der Spruit c.s. daardoor over een overvloed aan bewijzen en onderbouwing waaruit geen andere conclusie kan worden getrokken dan dat New Wave in strijd met de waarheid ten nadele van Van der Spruit c.s. heeft verklaard over de managementfee. De handelingen en gedragingen van [XX] en [YY] kunnen en moeten aan New Wave worden toegerekend. [gedaagde 2] heeft in het beslagrekest ter onderbouwing van zijn stellingen en vorderingen tal van nieuwe bewijzen en feiten benoemd en overgelegd. Van der Spruit c.s. heeft als gevolg van de onrechtmatige daad van New Wave forse schade geleden, aangezien de financiële situatie van Intraco vanaf 4 september 2018 tot een nulpunt is gekelderd. In het rapport van Sherpa (productie 13 aan de zijde van [gedaagde 2] ) wordt onder meer geconcludeerd dat de omzettoename gebruikelijk in de laatste vijf maanden van het jaar wordt gerealiseerd en dat deze na het vertrek van [gedaagde 2] in september 2018 niet meer tot uiting is gekomen. Van der Spruit Beheer vordert daarom terecht schadevergoeding.
Ten aanzien van vordering B
3.5.
Als gevolg van de onrechtmatige handelingen en gedragingen van New Wave, waaronder het onttrekken van liquiditeit aan Intraco Holding, is Intraco Holding zwaar verliesgevend geworden en vertegenwoordigen haar aandelen nog nauwelijks waarde.
De kans dat Van der Spruit Beheer haar lening ooit nog betaald krijgt, bedraagt nihil.
Ten aanzien van vordering C
3.6.
Hoewel deze vordering in het vonnis van 22 april 2020 is afgewezen, geldt dat daarvan hoger beroep is ingesteld en dat die afwijzing op grond van het arrest Bijl/Van Baalen niet zonder meer betekent dat het beslag moet worden opgeheven, maar dat de wederzijdse belangen van partijen dienen te worden afgewogen. New Wave c.s. heeft geen belangen gesteld en er is goede grond te vrezen dat de managementvergoeding niet door Intraco Holding wordt betaald door de eerdergenoemde onrechtmatige gedragingen van New Wave.

4.De beoordeling

Waar gaat het in deze om?

4.1.
In deze zaak staat de vraag centraal of de door Van der Spruit c.s. ten laste van New Wave c.s. gelegde beslagen onder derden dienen te worden opgeheven.
Beoordelingskader opheffen van een conservatoir beslag
4.2.
In het arrest van 17 april 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1074) heeft de Hoge Raad het beoordelingskader voor een vordering tot opheffing van een conservatoir beslag als volgt uiteengezet. Het ligt op de weg van degene die opheffing van een conservatoir beslag vordert om aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gestelde vordering ondeugdelijk is. De omstandigheid dat die vordering is afgewezen, rechtvaardigt dit oordeel niet zonder meer indien tegen het vonnis, beschikking of arrest een rechtsmiddel is ingesteld. In een zodanig geval dienen de wederzijdse belangen van partijen te worden afgewogen, waarbij in aanmerking dient te worden genomen dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de hoofdzaak wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering voor de door het beslag ontstane schade kan worden aangesproken. De omstandigheid dat de rechter in de hoofdzaak reeds uitspraak heeft gedaan, dient hierbij te worden meegewogen. Van de rechter kan overigens niet worden gevergd dat hij in zijn vonnis mede een voorlopige beoordeling geeft van de kans van slagen van het door de beslaglegger tegen het vonnis aangewende rechtsmiddel (vgl. HR 30 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV1559, NJ 2007/483).
4.3.
De voorzieningenrechter leidt hieruit af dat in dit geval New Wave c.s aannemelijk dient te maken dat de gepretendeerde vorderingen van Van der Spruit c.s. ondeugdelijk zijn. Vervolgens dient de voorzieningenrechter aan de hand van een beoordeling van hetgeen door beide partijen is gesteld en summierlijk is onderbouwd te beoordelen of het beslag al dan niet dient te worden opgeheven, waarbij de belangen van beide partijen dienen te worden afgewogen.
De gepretendeerde vorderingen van Van der Spruit c.s.
4.4.
De voorzieningenrechter heeft in de beschikking van 17 december 2020 verlof verleend voor het leggen van beslag op grond van een drietal - onderscheiden - vorderingen, zijnde de vorderingen A tot en met C, zoals deze hiervoor in dit vonnis onder 3.2. staan vermeld.
Ten aanzien van vordering A: de vordering op New Wave wegens afgeleide schade
4.5.
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter heeft New Wave c.s. voldoende aannemelijk gemaakt dat de gepretendeerde vordering van Van der Spruit Beheer jegens New Wave ondeugdelijk is. Door New Wave is terecht opgemerkt dat zij geen bestuurder is van Intraco Holding en dat zij de managementovereenkomst met Van der Spruit Beheer niet heeft opgezegd op 4 september 2018. De managementovereenkomst was er een tussen Intraco Holding en Van der Spruit Beheer en [gedaagde 2] . Voor zover er al sprake zou zijn van een door Van der Spruit c.s. gestelde onrechtmatige opzegging dan wel beëindiging van de managementovereenkomst, welke stelling overigens tot dusver nog niet in rechte is gehonoreerd, kan dat hooguit een tekortkoming opleveren van Intraco Holding jegens Van der Spruit Beheer en [gedaagde 2] in hun hoedanigheid van bestuurder.
New Wave staat hier als aandeelhouder buiten en de gedraging van Intraco Holding kan niet aan haar worden toegerekend. De overige gestelde onrechtmatige gedragingen van New Wave (de onjuiste uitlatingen over de verhoging van de managementfee en het ontzeggen van toegang tot de ICT-systemen van Intraco Holding) zijn niet aan te merken als onrechtmatige gedragingen jegens Intraco Holding noch als specifieke onrechtmatige gedragingen jegens Van der Spruit Beheer als aandeelhouder. Terecht heeft New Wave aangevoerd dat er van een afgeleide schade geen sprake is. De uitlatingen zijn gedaan in het kader van een procedure tussen partijen en de ontzegging van de toegang tot de ICT- systemen van Intraco Holding (gewezen is op een e-mail van 7 september 2018 van Toneco ICT aan [gedaagde 2] ) was gericht tegen Van der Spruit Beheer als bestuurder van Intraco Holding. Van der Spruit c.s. heeft niet onderbouwd dat die gedragingen waren gericht tegen Van der Spruit Beheer als aandeelhouder dan wel het oogmerk hadden om Van der Spruit Beheer in haar hoedanigheid van aandeelhouder van Intraco Holding te beschadigen.
4.6.
De jurisprudentie waar Van der Spruit c.s. nog een beroep op doet (Kip Sloetjes, NJ 1997/662 en Hoge Raad 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1999) gaat niet op. Door Van der Spruit Beheer is weliswaar gesteld maar niet onderbouwd, in hoeverre New Wave Intraco Holding in haar exploitatiemogelijkheden heeft beperkt. Zoals gezegd, [gedaagde 2] gaat er aan voorbij dat, niet New Wave, maar Intraco Holding de managementovereenkomst heeft opgezegd. Daarbij is onweersproken dat New Wave kapitaalsinjecties heeft gedaan in Intraco Holding om de vennootschap levensvatbaar te houden en dat Intraco Holding op 7 september 2018 volmachten heeft verstrekt aan [AA] en [BB] om het vertrek van Van der Spruit Beheer als bestuurder van Intraco Holding op te vangen. In het door Van der Spruit c.s. aangehaalde rapport van Sherpa wordt dat bevestigd. In dat rapport wordt immers gesproken van een nieuw management bij Intraco Holding.
4.7.
Evenmin is onderbouwd dat New Wave als aandeelhouder het beleid binnen Intraco Holding heeft bepaald waardoor de waarde van de aandelen van Van der Spruit Beheer in waarde zou zijn verminderd, nog daargelaten dat ook niet is onderbouwd in hoeverre er van door New Wave veroorzaakte schade bij Intraco Holding sprake is waardoor de aandelen van Van der Spruit in waarde zouden zijn gedaald. Bij dit alles betrekt de voorzieningenrechter ook de beschikking van de Ondernemingskamer van
11 oktober 2019. Daartegen is geen cassatie ingesteld. In die beschikking is overwogen dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan een juist beleid of gang van zaken bij Intraco Holding en Intraco Trading vanaf 1 augustus 2018.
4.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de - op afgeleide schade gebaseerde - vordering van Van der Spruit Beheer op New Wave. Ook bij een weging van belangen van beide partijen is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van New Wave bij opheffing van de ten laste van haar gelegde beslagen in het kader van deze vordering zwaarder weegt dan het belang van Van der Spruit c.s. bij handhaving van de ten laste van New Wave gelegde beslagen. New Wave heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de ten laste van haar gelegde beslagen de bedrijfsvoering in de kern raken. Van haar kan in redelijkheid niet worden gevergd dat zij omwille van het belang van Van der Spruit c.s. haar bedrijfsvoering moet aanpassen. Daarbij komt ook dat het beslag in de ogen van de voorzieningenrechter onnodig is. Geenszins is gebleken dat New Wave, een in Zweden beursgenoteerde vennootschap, onvoldoende verhaal biedt voor de gestelde vordering van Van der Spruit Beheer op haar.
4.9.
De beslagen die ten laste van New Wave zijn gelegd dienen ten aanzien van de onder A bedoelde vordering dan ook te worden opgeheven.
Ten aanzien van vordering B: de vordering op New Wave wegens een oninbare lening
4.10.
Van der Spruit Beheer heeft deze vordering onderbouwd door te stellen dat Intraco Holding zwaar verliesgevend is geworden door de onrechtmatige gedragingen van New Wave. Deze verliesgevendheid leidt ertoe dat haar aandelen nauwelijks meer waarde vertegenwoordigen en de kans nihil is dat haar lening nog terugbetaald wordt.
4.11.
New Wave c.s. heeft gesteld dat deze vordering ondeugdelijk is omdat het juist New Wave is die Intraco Holding van kapitaalinjecties heeft voorzien. Daarbij betreft het een achtergestelde lening die niet opeisbaar is en is niet onderbouwd dat Intraco Holding zal tekortschieten in de nakoming van haar verplichtingen.
4.12.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat ook deze vordering op New Wave ondeugdelijk is. New Wave heeft dat voldoende aannemelijk gemaakt. Zoals hiervoor al is overwogen is van onrechtmatig handelen van New Wave jegens Intraco Holding niet gebleken. Van enig onrechtmatig handelen van New Wave jegens Van der Spruit Beheer als crediteur van Intraco Holding is evenmin gebleken. Dat de kans op niet terugbetaling van de lening nihil is, is geenszins aannemelijk gemaakt door Van der Spruit Beheer. Niet is aangetoond dat Intraco Holding haar verplichtingen niet nakomt. Daarvoor zijn concrete aanwijzingen gesteld of gebleken.
4.13.
Onder verwijzing naar hetgeen hierboven onder 4.8. is overwogen valt ook een belangenafweging in het nadeel van Van der Spruit Beheer uit. De beslagen die ten laste van New Wave zijn gelegd, dienen ten aanzien van de onder B bedoelde vordering dan ook te worden opgeheven.
Ten aanzien van vordering C: de vorderingen op Intraco Holding wegens onregelmatige opzegging van de managementovereenkomst
4.14.
Voorop wordt gesteld dat deze vordering in het vonnis van 22 april 2020 (in reconventie) is afgewezen. Echter zoals uit het onder 4.2. weergegeven beoordelingskader volgt, kan dat op zichzelf beschouwd geen reden zijn het voor die vordering gelegde beslag op te heffen. Tegen dat vonnis is immers hoger beroep ingesteld.
4.15.
New Wave c.s. hebben voor de onderbouwing van de ondeugdelijkheid van deze vordering in essentie enkel verwezen naar hetgeen in het vonnis van 22 april 2020 is beslist. Dat is niet afdoende. De voorzieningenrechter heeft geen kennis van de onderliggende stukken die hebben geleid tot het vonnis van 22 april 2020. Daarentegen heeft de voorzieningenrechter wel kennis van hetgeen Van der Spruit c.s. – kennelijk op grond van datarecovery – heeft gesteld over de onjuiste grond voor opzegging (onterechte verhoging van de management fee en de ongeoorloofde nevenactiviteiten). Van de summiere ondeugdelijkheid van deze vordering is de voorzieningenrechter dan ook onvoldoende gebleken. Bij een afweging van de belangen voor deze vordering is de voorzieningenrechter van oordeel dat New Wave c.s. onvoldoende heeft aangevoerd om het belang van Intraco Holding zwaarder te laten wegen dan het belang van Van der Spruit c.s. bij handhaving van het beslag. Niet is gebleken dat het beslag voor een bedrag van € 117.000,- (€ 78.000,- en € 39.000,-) de bedrijfsvoering van Intraco Holding ernstig hindert.
4.16.
De vordering tot opheffing van de ten laste van Intraco Holding gelegde beslagen zal dan ook worden afgewezen.
De proceskosten
4.17.
Van der Spruit c.s. zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding, welke kosten aan de zijde van New Wave c.s. worden begroot op aan verschotten, zijnde € 85,81 aan kosten dagvaarding en € 667,- aan griffierecht, en op € 1.016,- aan salaris van de advocaat.
De nakosten zijn slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot en zullen worden toegewezen op de wijze zoals hierna vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
gebiedt Van der Spruit c.s. om binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis de ten laste van New Wave gelegde conservatoire beslagen, ten aanzien van de in dit vonnis onder 3.2. genoemde vorderingen A en B, op te heffen en New Wave c.s. van die opheffing een schriftelijke bevestiging te sturen;
5.2.
bepaalt dat Van der Spruit c.s. na betekening van het vonnis een dwangsom verbeurt van € 10.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij in gebreke blijft aan het hiervoor onder 5.1. genoemde gebod te voldoen, zulks tot een maximum van € 50.000,-.
5.3.
veroordeelt Van der Spruit in de kosten van dit geding, welke kosten aan de zijde van New Wave c.s. worden begroot op € 752,81 aan verschotten en op € 1.016,- aan salaris van de advocaat, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormelde bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt Van der Spruit c.s. in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot
op € 163,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Van der Spruit
c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr.drs. J. Blokland, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. Kliffen op 4 februari 2021. [1]
Bij vonnis van 11 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter de volgende beslissing genomen:
3.1.
bepaalt dat nr. 5.3 van het op 4 februari 2021 tussen New Wave c.s. en Van der Spruit c.s. gewezen vonnis, waar staat
“veroordeelt Van der Spruit in de kosten van dit geding, welke kosten aan de zijde van New Wave c.s. worden begroot op € 752,81 aan verschotten en op € 1.016,- aan salaris van de advocaat, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormelde bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling”
dit wordt gewijzigd in:
“veroordeelt
Van der Spruit c.s.in de kosten van dit geding, welke kosten aan de zijde van New Wave c.s. worden begroot op € 752,81 aan verschotten en op € 1.016,- aan salaris van de advocaat, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormelde bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling”,
3.2.
bepaalt dat deze verbetering onder de vermelding van de datum 11 februari 2021 wordt vermeld op de minuut van het vonnis van 4 februari 2021,
3.3.
gelast elk van partijen, voor zover zij dit niet reeds hebben gedaan, de ontvangen grosse dan wel het ontvangen afschrift van het vonnis van 4 februari 2021 na ontvangst van dit herstelvonnis aan de griffie van de rechtbank te retourneren.
Wijzigingen in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2021 door de voorzieningenrechter mr. J. Blokland, in tegenwoordigheid van de griffier. [2]

Voetnoten

1.LK/JB
2.LK/JB