ECLI:NL:RBNHO:2021:12885

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
9536497 \ VV EXPL 21-153
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur woonruimte en ontruiming in verband met drugshandel door zoon

In deze zaak heeft de stichting Ymere, eiseres, [gedaagde sub 1] c.s. gedagvaard in kort geding met als doel ontruiming van de huurwoning wegens de aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 november 2021, waarbij de kantonrechter de feiten en omstandigheden heeft onderzocht. De huurders, [gedaagde sub 1] c.s., huren sinds februari 2007 een woning van Ymere. Op 27 mei 2021 is de zoon van [gedaagde sub 1] c.s. aangehouden en is er een doorzoeking van de woning uitgevoerd, waarbij harddrugs en andere indicaties van drugshandel zijn aangetroffen. Ymere vorderde ontruiming van de woning, betaling van een boete van € 5.000,00 en proceskosten. De kantonrechter oordeelde dat het niet voldoende aannemelijk was dat [gedaagde sub 1] c.s. op de hoogte was van de aanwezigheid van de harddrugs, en dat de ontruiming onevenredig zwaar zou zijn voor de huurders en hun minderjarige kinderen. De vordering van Ymere werd afgewezen, en de proceskosten werden aan Ymere opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 9536497 \ VV EXPL 21-153
Uitspraakdatum: 13 december 2021
Vonnis van de kantonrechter in kort geding in de zaak van:
de stichting
Stichting Ymere
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam
eiseres
verder te noemen: Ymere
gemachtigde: mr. H.M.G. Brunklaus
tegen

1.[gedaagde sub 1]

2.
[gedaagde sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
gedaagden
verder gezamenlijk te noemen: [gedaagde sub 1] c.s.
gemachtigde: mr. F.F. Kool

1.Het procesverloop

1.1.
Ymere heeft [gedaagde sub 1] c.s. op 19 november 2021 gedagvaard.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 november 2021. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten, mede aan de hand van pleitaantekeningen, naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben partijen nog stukken toegezonden, Ymere bij brieven van 25 november 2021 en [gedaagde sub 1] c.s. bij brieven van 24 en 26 november 2021.

2.Feiten

2.1.
[gedaagde sub 1] c.s. huurt sinds februari 2007 van (de rechtsvoorganger van) Ymere een woning aan de [adres] (hierna: het gehuurde).
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden d.d. 1 februari 2004 (verder: de Algemene Huurvoorwaarden) van toepassing. In artikel 9.15 van de Algemene Huurvoorwaarden is bepaald dat het de huurder niet is toegestaan in het gehuurde hennep te kweken en/of aanwezig te hebben, dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld. Het artikel stelt op de overtreding van dit verbod een boete van € 5.000,00.
2.3.
Op 27 mei 2021 is [zoon] , de zoon van [gedaagde sub 1] c.s., aangehouden door de politie, is de woning doorzocht en is een aantal zaken in beslag genomen. Hiervan heeft de politie een bestuurlijke rapportage opgemaakt.
2.4.
Deze bestuurlijke rapportage vermeldt - onder meer - het volgende:
BevindingenOp 10 juli 2020 is [zoon] aangehouden door de politie [plaats] , in verband met het dealen in harddrugs. Hierbij is hem door de gemeente [gemeente] een last onder dwangsom opgelegd welke geldig is tot 15 augustus 2021.
Anonieme meldingen
Op 20 maart 2021 en 30 maart 2021 zijn er van de organisatie Meld Misdaad Anoniem 2 meldingen over [zoon] ontvangen dat hij handelt in harddrugs.
Waarnemingen
In verband met bovengenoemde is de inzet van het politie flexteam verzocht, welke op 6 en 12 mei 2021 de navolgende waarnemingen deden:
06 mei 2021:- Jongemannen halen iets via achterzijde woning op bij adres van [zoon] . Gaan vervolgens rijden met een auto en stoppen elders op een parkeerplaats. De opstelling van parkeren wordt zodanig gedaan dat de inzittenden zich kennelijk willen onttrekken aan het zicht. Vervolgens stopt er een personenauto naast hen en er wordt iets overgedragen aan deze bestuurder. Deze bestuurder staat bij de politie als gebruiker van harddrugs. Voertuig met jongemannen wordt, na vertrek koper gecontroleerd en inzittenden zijn bekende van de politie en hebben een relatie met handel/bezit verdovende middelen. Bestuurder is in bezit van 700 euro aan eurobiljetten, veelal gebruikt bij handel in verdovende middelen.
Na deze controle gaat het voertuig met jongemannen terug naar de woning van [zoon] . Vervolgens loopt men weer naar de achtertuin van de woning van [zoon] , conform de eerdere waarneming. In kader van voornemen tot actiedag is er verder geen fysieke actie ondernomen op deze laatste waarneming.
- Even later wordt er wederom een soortgelijke waarneming gedaan bij de woning van [zoon] . Alle bevindingen wijzen erop dat er sprake is van verstrekken van harddrugs vanuit de woning van/door [zoon] .
12 mei 2021:- [zoon] en NN stoppen met een voertuig kort bij de woning van [zoon] . NN rent naar achterzijde woning [zoon] en komt vervolgens weer terug naar voertuig. Beiden maken vervolgens een korte stop bij woning verderop in [plaats] . Bekend is dat in deze woningen (begeleidt wonen) gebruikers van verdovende middelen verblijven. Wordt vanuit het voertuig van [zoon] kort iets afgeleverd door NN.(…)
Op donderdag 27 mei 2021 heeft er een actiedag plaatsgevonden.
Er wordt gezien dat [zoon] zijn woning verlaat. Er wordt gehoord dat hij middels de telefoon afspreekt om de hoek van zijn woning. Vervolgens hoort men een bromfiets aankomen en komt [zoon] teruglopen vanwaar de bromfiets werd gehoord. [zoon] gaat vervolgens weer zijn woning in. Even later wordt gezien dat [zoon] harddrugs verkocht aan een man, vanuit zijn woning. Het betrof hier de verkoop van:
1 wikkel cocaïne
Deze koper bekende even voor de controle de wikkel harddrugs te hebben gekocht.
AanhoudingNa deze overdracht kwam [zoon] naar buiten en is hij op straat aangehouden. Hierbij trachtte hij te vluchten. (…)
Bij de aanhouding riep [zoon] naar een onbekend gebleven persoon dat hij zijn moeder moest bellen, welke "alles moest weghalen".
WoningBij een doorzoeking van zijn woning aan [adres] te [plaats] werd het navolgende aangetroffen:
BG (openstaande meterkast)- 98,61 gram verdovende middelen (uitgaande van reguliere gebruikerseenheid van 0,5gram in totaal 197 x gebruikershoeveelheid.- 14 x mobiele telefoon in meterkast op de begane grond.- Andere dealer indicatoren, te weten: weegschaaltje, zeef, snijplank, pollepel met drugsresten eraan/erop
BG (plank op ooghoogte in toilet)- 1x Lege ponypack / wikkel (ten behoeve van verdovende middelen)
2e etage (slaapkamer [zoon] )- Sporen van verdovende middelen, waargenomen door de speurhond over de gehele vloer van de slaapkamer van [zoon]
Achtertuin woning:- 11 x gebruikershoeveelheid (wikkel/bolletje)verdovende middelen in buddyseat bromfiets.
BijzonderheidHierbij dient opgemerkt te worden dat alle medebewoners, de ouders, broertjes (8 en 11 jaar) en zus (18 jaar) van [zoon] konden beschikken over deze goederen en daar ook kennis van droegen. Los van eventuele betrokkenheid bij de handel in drugs, baart het de politie zorgen dat minderjarige personen konden beschikken over de goederen. (…)
2.5.
De politie heeft de bestuurlijke rapportage aangeboden aan de burgemeester van de gemeente [gemeente] , met het verzoek om het bestuurlijk instrumentarium in te zetten.
2.6.
Op 23 juli 2021 is [gedaagde sub 1] c.s. door de burgemeester van de gemeente [gemeente] aangeschreven. In de brief staat onder meer het volgende:
In de woning en in de daarbij behorende tuin zijn 98,61 gram harddrugs en 11 wikkels/bolletjes met verdovende middelen aangetroffen. Dat betekent dat ik de in de woning aanwezige harddrugs aanmerk als zijnde bestemd voor verkoop, aflevering of verstrekking.
Daarom ben ik bevoegd om u een bestuurlijke sanctie op te leggen. Die bestuurlijke sanctie is een 'last onder bestuursdwang', strekkende tot sluiting van de woning voor de duur van zes (6) maanden. (…)
Waarom sluit ik de woning nu niet?
Uit de informatie van de politie en de Basisregistratie Personen blijkt dat u de woning niet
alleen met uw zoon [zoon] bewoont, maar dat er nog drie andere kinderen, waarvan twee minderjarigen (8 en 12 jaar), in de woning wonen. In het licht van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het Verdrag inzake de rechten van het kind moet ik mij er rekenschap van het feit dat in de woning minderjarige kinderen wonen.
De aanwezigheid van minderjarige kinderen in een woning is op zichzelf geen bijzondere reden op grond waarvan ik van sluiting moet afzien (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1174). Wel kan de aanwezigheid van minderjarige kinderen tezamen met andere omstandigheden maken dat ik in redelijkheid niet van mijn bevoegdheid gebruik kan maken.
Uit de bestuurlijke rapportage leid ik af dat alleen uw zoon in in/vanuit de woning in harddrugs handelt. Ik acht het, gelet op het feit dat uw zoon u kennelijk heeft geïnstrueerd om 'alles weg te halen', onwaarschijnlijk dat u geheel geen verwijt kan worden gemaakt. In hoeverre u wetenschap had van de aard en omvang van de drugshandel en of u daaraan een actieve bijdrage levert, is niet duidelijk geworden.
Ik moet het algemeen belang afwegen tegen uw belangen, in het bijzonder de belangen van de minderjarige kinderen. De handel in harddrugs vanuit woningen is vanuit het oogpunt van de openbare orde en veiligheid van de woon- en leefomgeving volstrekt onacceptabel. Daarbij is van belang dat sprake is van een aanzienlijke handelshoeveelheid (98,61 gram en daarnaast 11 wikkels/bolletjes). Het is algemeen bekend dat de productie en handel plaatsvindt in een crimineel milieu. Daardoor zijn allerlei ongewenste en risicovolle randverschijnselen, zoals berovingen, liquidaties en overvallen. De handel in drugs in/vanuit de woning levert niet alleen gevaar op voor u en uw kinderen, maar ook voor de omwonenden. Dat kan en wil ik niet toestaan.
Daartegenover staat dat ik niet eerder signalen heb ontvangen van drugshandel in/vanuit de
woning en het vinden van (tijdelijke) vervangende huisvesting voor de minderjarige kinderen momenteel buitengewoon moeilijk is. Ik wil voorkomen dat zij door de illegale praktijken van
hun broer - die al dan niet oogluikend door u worden toegestaan - op straat komen te staan. Dat maakt sluiting van de woning (voor de duur van zes maanden) onevenredig.
Overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van het Damoclesbeleid zal ik de woning daarom nu niet sluiten, maar volsta ik met een (laatste) waarschuwing.
Wat houdt een waarschuwing in?
Een waarschuwing houdt in dat ik de woning niet sluit. Als opnieuw wordt geconstateerd dat in de woning een handelshoeveelheid soft- of harddrugs aanwezig is, dan zal ik de woning sluiten. Ik hanteer dan meteen de sluitingsduur die geldt voor recidive. Ter illustratie: als opnieuw een hoeveelheid van meer dan 5 gram harddrugs wordt aangetroffen in de woning, dan sluit ik de woning voor ten minste twaalf (12) maanden. Ik ga ervan uit dat u het zo ver niet laat komen.
Tot slot merk ik op dat uw zoon een dwangsom van € 2.500 aan de gemeente moet betalen. Uit de bestuurlijke rapportage van de politie blijkt namelijk ook dat hij de last onder dwangsom van 21 augustus 2020 (kenmerk: [kenmerk]) heeft overtreden. Hij ontvangt hierover een aparte brief.
2.7.
Bij brief van 15 juli 2021 nodigt Ymere [gedaagde sub 1] c.s. in verband met het voorgaande uit voor een gesprek op kantoor. Dit gesprek vindt uiteindelijk plaats op 20 september 2021.
2.8.
Bij brief van 27 september 2021 laat Ymere aan [gedaagde sub 1] c.s. weten dat zij, gelet op het zerotolerancebeleid dat Ymere voert ten aanzien van huurders die in hun woning handelen in strijd met de Opiumwet, de huurovereenkomst moet opzeggen. Zij heeft [gedaagde sub 1] c.s. een laatste kans gegeven om zelf de huurovereenkomst op te zeggen, om een kort geding tot ontruiming te voorkomen.
2.9.
[gedaagde sub 1] c.s. heeft de huurovereenkomst niet opgezegd.

3.De vordering

3.1.
Ymere vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde sub 1] c.s. veroordeelt tot (I) ontruiming van het gehuurde binnen 30 dagen na betekening van dit vonnis, met machtiging de ontruiming zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie en op kosten van [gedaagde sub 1] c.s. te doen bewerkstelligen, (II) betaling van een boete van € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en (III) de proceskosten.
3.2.
Ymere legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde sub 1] c.s. in het gehuurde harddrugs voorhanden heeft gehad en daarmee heeft gehandeld in strijd met de huurovereenkomst en de verplichting zich als een goed huurder te gedragen. Ymere stelt dat huurders verantwoordelijk zijn voor gedragingen van diegenen die zij tot het gehuurde toelaten of met hun toestemming het gehuurde laten gebruiken in de zin van artikel 7:219 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Volgens Ymere is de tekortkoming van [gedaagde sub 1] c.s. zodanig ernstig dat deze in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Ymere heeft daarom recht en belang bij de vordering tot ontruiming van de woning. Omdat [gedaagde sub 1] c.s. in strijd heeft gehandeld met het verbod van artikel 9.15 van de Algemene Huurvoorwaarden, is zij op grond van dat artikel een contractuele boete van € 5.000,00 aan Ymere verschuldigd.

4.Het verweer

4.1.
[gedaagde sub 1] c.s. betwist dat zij tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. Zij voert aan dat zij geen wetenschap had van de in de woning aangetroffen harddrugs en haar ook niet kan worden verweten dat deze in de woning lagen. Voor ontruiming en oplegging van een (buitensporig hoge) boete ontbreekt dan ook enige grond. Daar komt bij dat het boetebeding als oneerlijk kan worden aangemerkt omdat in deze zaak geen sprake is van hennepteelt en [gedaagde sub 1] c.s. er niet financieel op vooruit zijn gegaan.
4.2.
Verder betwist [gedaagde sub 1] c.s. het spoedeisend belang van Ymere.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als Ymere daarbij een spoedeisend belang heeft. Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende aannemelijk dat in het gehuurde een handelshoeveelheid harddrugs (cocaïne) is aangetroffen. Dit is een ernstig feit. Gelet op het door Ymere gevoerde zerotolerancebeleid heeft zij er recht op en belang bij om in kort geding een voorlopige voorziening tot ontruiming van het gehuurde te vragen. Van Ymere kan niet worden verlangd dat zij een bodemprocedure afwacht, te meer omdat het hier gaat om een schaarse sociale huurwoning. Dat inmiddels meer dan een half jaar is verstreken sinds de drugsvondst en zich nadien geen incidenten hebben voorgedaan, maakt dit niet anders. Niet is gebleken dat Ymere zelf onvoldoende voortvarend te werk is gegaan. Ymere heeft dan ook spoedeisend belang bij haar vordering.
Ontruiming
5.2.
Verder is voor toewijzing van de vordering in dit kort geding vereist dat de aan die vordering ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk zijn en dat het ook in voldoende mate waarschijnlijk is dat die vordering in een nog te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen.
5.3.
De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval niet in voldoende mate waarschijnlijk is dat de vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Daarover wordt het volgende overwogen.
5.4.
Ymere baseert haar vordering tot ontruiming op de stelling dat [gedaagde sub 1] c.s. een handelshoeveelheid harddrugs in het gehuurde voorhanden heeft gehad. Dit wordt door [gedaagde sub 1] c.s. betwist. Zij heeft ter zitting met klem tegengesproken dat zij wist van de harddrugs in de woning.
5.5.
De kantonrechter acht dit niet zodanig onaannemelijk dat hieraan in dit kort geding voorbij kan worden gegaan. Vast staat dat de handelshoeveelheid (ruim 98 gram) harddrugs is aangetroffen in een schoen onderin de meterkast. [gedaagde sub 1] c.s. heeft aangevoerd dat zij geen aanleiding had om regelmatig in de meterkast te kijken. Het enkele feit dat de meterkast ten tijde van de doorzoeking op een kiertje stond betekent volgens [gedaagde sub 1] c.s. niet dat zij in de meterkast kon kijken. Zij voert aan dat de meterkast pas geopend kon worden na het optillen van een vloerkleed. Onder deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat [gedaagde sub 1] c.s. wetenschap moet hebben gehad van de drugs in de meterkast, ook omdat onduidelijk is hoe lang de drugs in de meterkast lagen. Dit geldt ook voor de andere mogelijk drugsgerelateerde goederen die in de meterkast zijn aangetroffen.
5.6.
Ook uit andere omstandigheden kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden afgeleid dat [gedaagde sub 1] c.s. wetenschap had van harddrugs in de woning of daarvoor verantwoordelijk kan worden gehouden. Weliswaar is in de bestuurlijke rapportage van de politie vermeld dat de zoon van [gedaagde sub 1] c.s. bij zijn aanhouding naar derden heeft geroepen dat zij zijn moeder moeten bellen zodat zij ‘alles’ weg kon halen, maar dit is als zodanig onvoldoende om te oordelen dat dit over harddrugs moet gaan. Bovendien heeft [gedaagde sub 1] c.s. verwezen naar een verklaring van een getuige dat de zoon alleen “bel mijn moeder, bel mijn moeder” heeft geroepen.
5.7.
Ten slotte is ook het feit dat de zoon in juli 2020 al was aangehouden voor het vanuit een auto dealen in harddrugs onvoldoende om aan te nemen dat [gedaagde sub 1] c.s. wist van de harddrugs in de woning. Ook indien vast zou staan dat [gedaagde sub 1] c.s. wist van die aanhouding en daarop aan de zoon opgelegde last onder dwangsom, hetgeen [gedaagde sub 1] c.s. betwist, wil dit nog niet zeggen dat zij wetenschap had van de aanwezigheid van harddrugs in de woning op 27 mei 2021. In dit kader is ook van belang dat de officier van justitie zowel de zaak tegen [gedaagde sub 1] als haar oudste zoon heeft geseponeerd wegens gebrek aan bewijs.
5.8.
Voor zover Ymere stelt dat [gedaagde sub 1] c.s. op grond van artikel 7:219 BW verantwoordelijk is voor de gedragingen van haar zoon, overweegt de kantonrechter dat deze bepaling voor de huurder alleen risicoaansprakelijkheid creëert voor gedragingen van derden in gevallen waarin sprake is van schade aan het gehuurde. Voor gevallen waarin geen sprake is van schade, is voor een geslaagd beroep op artikel 7:219 BW beslissend of de huurder zich, in het licht van de gedragingen van derden, zelf niet als een goed huurder heeft gedragen. Bij de beantwoording van de vraag of hiervan sprake is, dient rekening te worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de vraag of er een voldoende verband bestaat tussen die gedragingen en het gebruik van het gehuurde. Daarvan is in elk geval sprake indien de huurder van (het voornemen tot) die gedragingen op de hoogte was, of daarmee ernstig rekening had te houden, maar heeft nagelaten de in verband daarmee redelijkerwijs van hem te verlangen maatregelen te treffen (HR 22 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ8743).
5.9.
Zoals hiervoor geoordeeld is in het kader van dit kort geding onvoldoende aannemelijk geworden dat [gedaagde sub 1] c.s. wist van de handelshoeveelheid drugs noch dat zij daar ernstig rekening mee moest houden. Het beroep op artikel 7:219 BW kan naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter dan ook niet slagen.
5.10.
Naast het voorgaande geldt bovendien dat in deze zaak sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat een ontruiming van het gehuurde [gedaagde sub 1] c.s. en haar twee minderjarige kinderen onevenredig zwaar zou treffen. [gedaagde sub 1] c.s. heeft met stukken onderbouwd dat beide kinderen veel (medische) hulp en ondersteuning nodig hebben. De jongste zoon van 9 jaar kampt met het Smith Magenis Syndroom en heeft een achterstand in ontwikkeling, doorslaapproblemen en gedragsproblemen. Het gehuurde is aangepast op zijn medische problematiek. De woning is rolstoelvriendelijk en zijn bed is in verband met zijn beperking aangepast. Een constante en rustige woonomgeving is uit medisch oogpunt van groot belang. [gedaagde sub 1] c.s. heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat er bij ontruiming geen opvangmogelijkheden zijn voor het gezin. Een ontruiming met alle gevolgen voor de kinderen van dien acht de kantonrechter ook om deze reden niet gerechtvaardigd.
5.11.
Ten slotte geldt dat de woning door de burgemeester nu niet is gesloten. Wel zal de woning worden gesloten als opnieuw wordt geconstateerd dat in de woning een handelshoeveelheid soft- of harddrugs aanwezig is. De kantonrechter gaat ervan uit dat [gedaagde sub 1] c.s. er alles aan zal doen om te voorkomen dat de woning (opnieuw) wordt gebruikt voor de handel in harddrugs. Daarbij is het positief dat [gedaagde sub 1] c.s. heeft verklaard dat de zoon de woning heeft verlaten en elders een baan heeft gevonden.
De gevorderde boete
5.12.
Ymere vordert betaling van een boete van € 5.000,00 op grond van artikel 9.15 van de Algemene Huurvoorwaarden. De kantonrechter zal ook dit onderdeel van de vordering afwijzen. Ook als wordt aangenomen dat Ymere een spoedeisend belang heeft bij deze vordering en het beding niet oneerlijk is, geldt dat niet voldoende aannemelijk is dat [gedaagde sub 1] c.s. dit artikel heeft overtreden. Het artikel verbiedt de huurder immers activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld. Zoals hiervoor overwogen is in dit kort geding onvoldoende aannemelijk dat [gedaagde sub 1] c.s. verantwoordelijk kan worden gehouden voor de aanwezigheid van de harddrugs in de woning, laat staan dat zij activiteiten heeft “verricht” die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld.
Conclusie
5.13.
De conclusie is dat de vordering van Ymere zal worden afgewezen.
Proceskosten
5.14.
De proceskosten komen voor rekening van Ymere, omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Ymere tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde sub 1] c.s. worden vastgesteld op een bedrag van € 747,00 aan salaris van de gemachtigde van [gedaagde sub 1] c.s..
6.3.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter