ECLI:NL:RBNHO:2021:1935

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
10 maart 2021
Zaaknummer
7793236 / CV FORM 19-7116
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake luchtvaartclaim en toepasselijkheid van Verordening (EG) nr. 261/2004

In deze zaak hebben vijf passagiers een verzoek ingediend tegen British Airways PLC, naar aanleiding van de annulering van vlucht BA444 van Londen naar Amsterdam op 1 februari 2019. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. De passagiers verzoeken een bedrag van € 3.230,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder, British Airways, heeft geweigerd tot betaling over te gaan, wat aanleiding geeft tot deze procedure.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. De beoordeling richt zich op de toepasselijkheid van de Europese Verordening, waarbij de kantonrechter opmerkt dat de vlucht bestaat uit twee delen, waarvan het eerste deel is uitgevoerd door Virgin Atlantic. De vraag is of de Verordening van toepassing is, gezien de status van Virgin Atlantic als luchtvaartmaatschappij. De kantonrechter heeft de passagiers in de gelegenheid gesteld om nadere gegevens te verstrekken over de statutaire vestigingsplaats van Virgin Atlantic, alvorens een definitieve beslissing te nemen. De verdere beslissing is aangehouden tot de passagiers hun gegevens hebben ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7793236 / CV FORM 19-7116
Uitspraakdatum: 10 maart 2021
Beschikking in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]

3. [passagier sub 3]

4. [passagier sub 4]

5. [passagier sub 5]

allen wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: I. van de Beek (DAS)
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
British Airways PLC
gevestigd te Harmondsworth, Verenigd Koninkrijk
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 11 juni 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 10 september 2019;
  • de conclusie van repliek, ingekomen ter griffie op 16 december 2019;
  • de conclusie van dupliek, ingekomen ter griffie op 11 februari 2020.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Londen naar Amsterdam (Schiphol) met vlucht BA444 op 1 februari 2019, hierna: de vlucht.
2.2.
Vlucht BA444 is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 3.230,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 542,08 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier. Daarnaast maken de passagier op grond van artikel 5 lid 1 sub b juncto artikel 9 lid 1 sub a en c van de Verordening aanspraak op vergoeding van de door hen gemaakte verzorgingskosten ad € 230,00.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Artikel 3, lid 1, van de Verordening luidt als volgt:

Deze verordening is van toepassing
a. op passagiers die vertrekken vanaf een luchthaven die gelegen is op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is;
b) op passagiers die vertrekken vanaf een in een derde land gelegen luchthaven naar een luchthaven op het grondgebied van een lidstaat waarop het Verdrag van toepassing is, tenzij zij bepaalde voordelen of compensatie hebben ontvangen en bijstand hebben gekregen in dat derde land, indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht in kwestie uitvoert, een communautaire luchtvaartmaatschappij is”.
4.3.
Uit de stukken blijkt dat sprake is van een vlucht bestaande uit twee delen, namelijk van Delhi naar Londen (vluchtnummer VS301) en van Londen naar Amsterdam (vluchtnummer BA444) en dat het eerste deel is uitgevoerd door Virgin Atlantic. Gelet op artikel 3, lid 1, sub b, van de Verordening, is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter de Verordening niet van toepassing, indien Virgin Atlantic geen communautaire luchtvaarmaatschappij is. Alvorens een beschikking te wijzen, zullen de passagiers eerst in de gelegenheid worden gesteld nadere gegevens te verstrekken over de statutaire vestigingsplaats van Virgin Atlantic en zich over het voorlopig oordeel van de kantonrechter uit te laten. De vervoerder zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld bij antwoordakte te antwoorden. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
stelt de passagiers in de gelegenheid om uiterlijk vóór 24 maart 2021 zich bij akte uit te laten zoals bedoeld in r.o. 4.3;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open