In deze zaak hebben vijf passagiers een verzoek ingediend tegen British Airways PLC, naar aanleiding van de annulering van vlucht BA444 van Londen naar Amsterdam op 1 februari 2019. De passagiers vorderen compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. De passagiers verzoeken een bedrag van € 3.230,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De vervoerder, British Airways, heeft geweigerd tot betaling over te gaan, wat aanleiding geeft tot deze procedure.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. De beoordeling richt zich op de toepasselijkheid van de Europese Verordening, waarbij de kantonrechter opmerkt dat de vlucht bestaat uit twee delen, waarvan het eerste deel is uitgevoerd door Virgin Atlantic. De vraag is of de Verordening van toepassing is, gezien de status van Virgin Atlantic als luchtvaartmaatschappij. De kantonrechter heeft de passagiers in de gelegenheid gesteld om nadere gegevens te verstrekken over de statutaire vestigingsplaats van Virgin Atlantic, alvorens een definitieve beslissing te nemen. De verdere beslissing is aangehouden tot de passagiers hun gegevens hebben ingediend.