3.1.De Klamperhoek vordert dat de rechtbank:
I. [gedaagde1] veroordeelt:
1. tot betaling van € 25.000,00 (zegge vijfentwintigduizend euro) te vermeerderen met wettelijke rente, met ingang van 6 februari 2020, althans met ingang van de dag van dagvaarding tot aan de dag van betaling;
2. tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten tot een beloop van € 1.025,00 (zegge: duizendvijfentwintig euro);
3. tot betaling van de kosten van dit geding, waaronder de kosten van De Klamperhoek van het ten laste van [gedaagde1] gelegde conservatoire beslag ad
€ 652,13
,
te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 157,00 een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, één en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
II. [gedaagde2] veroordeelt:
1. tot betaling van € 25.000,00 (zegge vijfentwintigduizend euro) te vermeerderen met wettelijke rente, met ingang van 6 februari 2020, althans met ingang van de dag van dagvaarding tot aan de dag van betaling;
2. tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten tot een beloop van € 1.025,00 (zegge: duizendvijfentwintig euro);
3. tot betaling van de kosten van dit geding, waaronder de kosten van De Klamperhoek van het ten laste van [gedaagde2] gelegde conservatoire beslag ad € 557,51,
te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 157,00 een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, één en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
III. [gedaagde3] en [gedaagde4] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander gekweten zal zijn, veroordeelt:
1. tot betaling van € 25.000,00 (zegge vijfentwintigduizend euro) te vermeerderen met wettelijke rente, met ingang van 6 februari 2020, althans met ingang van de dag van dagvaarding tot aan de dag van betaling;
2. tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten tot een beloop van € 1.025,00 (zegge: duizendvijfentwintig euro);
3. tot betaling van de kosten van dit geding, waaronder de kosten van De Klamperhoek van het ten laste van [gedaagde3] en [gedaagde4] gelegde conservatoire beslag ad
€ 557,51,
te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 157,00 een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, één en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
IV. [gedaagde5] en [gedaagde6] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander gekweten zal zijn, veroordeelt:
1. tot betaling van € 25.000,00 (zegge vijfentwintigduizend euro) te vermeerderen met wettelijke rente, met ingang van 6 februari 2020, althans met ingang van de dag van dagvaarding tot aan de dag van betaling;
2. tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten tot een beloop van € 1.025,00 (zegge: duizendvijfentwintig euro);
3. tot betaling van de kosten van dit geding,
te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 157,00 een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, één en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;