ECLI:NL:RBNHO:2021:5686

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4150
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening AOW-pensioen na geregistreerd partnerschap en fiscale voordelen bij terminale ziekte

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de herziening van het AOW-pensioen. Eiseres ontving aanvankelijk een AOW-pensioen naar de norm van een alleenstaande, maar na het aangaan van een geregistreerd partnerschap met haar ernstig zieke partner, heeft de SVB besloten haar AOW-pensioen te herzien naar de gehuwdennorm. Dit besluit was gebaseerd op de stelling dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor duurzaam gescheiden leven, omdat zij tijdelijk bij haar partner woonde om hem te verzorgen.

Eiseres betwistte dit besluit en stelde dat zij en haar partner duurzaam gescheiden leefden, ondanks het geregistreerd partnerschap. De rechtbank heeft in haar overwegingen gekeken naar de definitie van duurzaam gescheiden leven en de omstandigheden waaronder eiseres haar partner verzorgde. De rechtbank oordeelde dat de intentie van eiseres bij het aangaan van het geregistreerd partnerschap niet gericht was op een duurzame samenleving, maar op een zakelijke regeling in verband met de terminale ziekte van haar partner.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de SVB ten onrechte eiseres als gehuwd heeft aangemerkt voor de AOW en heeft het bestreden besluit vernietigd. Eiseres heeft recht op het AOW-pensioen volgens de norm van een alleenstaande. De rechtbank heeft tevens bepaald dat de SVB het griffierecht aan eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/4150

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres,

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 april 2019 (primair besluit I) heeft verweerder op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) bepaald dat eiseres met ingang van 1 maart 2019 recht heeft op een ouderdomspensioen volgens de gehuwdennorm.
Bij apart besluit van 8 april 2019 (primair besluit II) heeft verweerder het te hoog uitbetaalde ouderdomspensioen over maart 2019 tot een bedrag van € 380,77 van eiseres teruggevorderd.
Bij besluit van 5 september 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de beide primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek heden gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres ontving een AOW-pensioen naar de norm van een alleenstaande. Op 5 februari 2019 is zij een geregistreerd partnerschap aangegaan met de heer [naam]. Verweerder heeft vervolgens besloten zoals in het procesverloop vermeldt.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor duurzaam gescheiden leven en daarom is haar AOW herzien naar de norm van een gehuwde. Voor duurzaam gescheiden leven is bepalend of de echtelijke samenleving al dan niet is verbroken. Die echtelijke samenleving kan volgens verweerder bestaan zonder dat van een gezamenlijke huishouding sprake is. Eiseres verzorgt haar ernstig zieke partner en woont daarom (tijdelijk) bij hem in. Hoe tijdelijk de situatie is, kan op voorhand niet gezegd worden.
Nu eiseres er welbewust voor heeft gekozen om een geregistreerd partnerschap aan te gaan om (fiscale) zaken te regelen bij een eventueel overlijden van haar partner, is geen sprake van duurzaam gescheiden leven. Verweerder heeft daarbij verwezen naar de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), bijvoorbeeld zijn uitspraak van 19 september 2019 met ECLI:NL:CRVB:2019:3022.
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij en haar partner duurzaam gescheiden leefden. Zij kende haar partner al 25 jaar en al die jaren hadden zij een LAT-relatie. Zij hebben nooit samengewoond en hadden ieder een eigen woning als hoofdverblijf. Hun financiën waren strikt gescheiden en zij hadden ook geen toegang tot elkaars bankrekening. Haar partner had altvleesklierkanker. Na een lange ziekenhuisopname is eiseres in maart 2019 bij hem gaan wonen om hem te verzorgen zodat hij niet naar een verzorgingshuis hoefde. Omdat eiseres in het testament van haar partner genoemd stond is een geregistreerd partnerschap aangegaan vanwege de fiscale voordelen. Haar partner is op 22 oktober 2019 overleden.
4.1.
In artikel 1, tweede lid, aanhef en onder d, van de AOW is bepaald dat de als partner geregistreerde wordt gelijkgesteld met een gehuwde. Op grond van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, wordt als ongehuwde mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij is gehuwd.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak is van duurzaam gescheiden leven sprake indien ten aanzien van gehuwden de toestand is ontstaan dat, na de door beiden of één hunner gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, ieder afzonderlijk hun eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door hen beiden, althans door één van hen, als bestendig is bedoeld. Verder is in de rechtspraak tot uitdrukking gebracht dat in het algemeen kan worden aangenomen dat na het sluiten van een huwelijk de betrokkenen de intentie hebben een echtelijke samenleving – al dan niet op termijn – aan te gaan, maar dat het niet is uit te sluiten dat onder omstandigheden vanaf de huwelijksdatum van duurzaam gescheiden leven kan worden gesproken, mits dat ondubbelzinnig uit de feiten en omstandigheden blijkt. Gezien het bepaalde in artikel 1, tweede lid, aanhef en onder d, van de AOW geldt dit evenzeer voor het aangaan van een geregistreerd partnerschap.
4.3.
Op grond van de gedingstukken oordeelt de rechtbank dat de situatie van eiseres vergelijkbaar was met die in de uitspraak van de CRvB van 19 maart 2004, ECLI:NL:CRVB:2004:AO6231. Er is een geregistreerd partnerschap aangegaan in verband met een terminale ziekte. De intentie van eiseres was niet gericht op een samenleving op enige termijn, maar was uitsluitend gericht op een zakelijke regeling ten aanzien van de erfenis van de partner met het oog op zijn op korte termijn verwachte overlijden. Eiseres verzorgde haar partner en verbleef voorts circa 3 dagen per week overdag in haar eigen huis. Niet gebleken is dat daarnaast nog sprake was van andere omstandigheden die tot het oordeel zouden moeten leiden dat geen sprake was van duurzaam gescheiden leven. Verweerder heeft dan ook ten onrechte eiseres per maart 2019 als gehuwd zijnde voor de AOW aangemerkt.
4.4.
Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, voorziet zelf en herroept de beide primaire besluiten. Omdat het beroep gegrond is, dient verweerder aan eiseres het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept de beide primaire besluiten;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het griffierecht van 47,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van D.M.M. Luijckx, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.