ECLI:NL:RBNHO:2021:8709
Rechtbank Noord-Holland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 6 oktober 2021, gaat het om een geschil tussen een passagier en de luchtvaartmaatschappij Air Canada over compensatie voor een vertraagde vlucht. De passagier, vertegenwoordigd door mr. I.G.B. Maertzdorff, vorderde compensatie op grond van de Europese Verordening inzake luchtvaartpassagiersrechten. De vervoerder, Air Canada, voerde aan dat de vertraging van de vlucht het gevolg was van een buitengewone omstandigheid, namelijk een medisch incident dat de beschikbaarheid van de gate beïnvloedde.
De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de vertraging daadwerkelijk het gevolg was van het medisch incident. De kantonrechter stelde vast dat de passagier met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming was aangekomen, wat in beginsel recht geeft op compensatie. De vervoerder had zich ook beroepen op een regeling die de compensatie met 50% kan verlagen, wat werd toegewezen omdat de passagier dit niet had betwist.
Uiteindelijk werd de vervoerder veroordeeld tot betaling van € 354,45 aan de passagier, inclusief wettelijke rente, en werd de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 231,00 aan griffierecht en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde. De kantonrechter wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, en is openbaar gemaakt in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.