5.4Deze beroepsgronden slagen dus niet.
Bijzondere individuele omstandigheden
6. Eiser voert aan dat er sprake is bijzondere, individuele omstandigheden waardoor verweerder gebruik had moeten maken van zijn discretionaire bevoegdheid in de zin van artikel 17, tweede lid, van de Dublinverordening. Er is sprake van een taalbarrière in Frankrijk, een gebrek aan kennis van het juridische systeem bij asielzoekers en verweerder had in aanmerking moeten nemen dat eiser tijdens zijn verblijf in Frankrijk ongewild dakloos is geworden en hem geen opvangvoorziening werd aangeboden. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze enkele stellingen, ook als uitgegaan wordt van de juistheid daarvan, niet hoefde aan te merken als bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat overdracht aan Frankrijk in dit geval van een onevenredige hardheid getuigt.
Deze beroepsgrond slaagt dus ook niet.
Feitelijk overdrachtsbeletsel wegens COVID-19
7. Voor zover eiser heeft aangevoerd dat er een feitelijk beletsel is voor overdracht aan Frankrijk wegens de COVID-19 situatie is dat voor deze procedure niet van belang, omdat de feitelijke overdracht niet aan de orde is. Er is niet gebleken of gesteld dat feitelijke overdracht niet plaatsvindt, integendeel; verweerder heeft ter zitting gesteld dat feitelijke overdracht wel plaatsvindt.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
8. Gelet op wat is overwogen onder 3.3 tot en met 3.5 is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, zoals verweerder ter zitting heeft verzocht, in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder heeft ter zitting de rechtbank verzocht om een bestuurlijke lus toe te passen om een leeftijdsschouw te verrichten. Verweerder heeft ter zitting niet toegelicht wat de meerwaarde is van een zorgvuldige leeftijdsschouw. Een leeftijdsschouw dient om de minderjarigheid van eiser uit te sluiten, maar dat onderzoek kan niet meer worden verricht nu partijen het eens zijn dat eiser in ieder geval sinds juni 2021 meerderjarig is geworden. Verweerder heeft desgevraagd ook niet aangegeven dat verweerder een leeftijdsonderzoek wil laten verrichten waarbij wordt bekeken of een persoon 20 jaar of ouder is. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
9. Omdat het beroep gegrond is veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 748,- en een wegingsfactor 1).
10. Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
11. Nu de rechtbank beslist over eisers beroep en dit gegrond verklaart, is er geen reden meer om een voorlopige voorziening te treffen. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af.
12. De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 748,- en wegingsfactor 1).