ECLI:NL:RBNHO:2021:9154

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
8628213 CV EXPL 20-5677
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis in geschil over gebreken aan het werk met gedeeltelijke toewijzing van schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter op 9 juni 2021 een eindvonnis gewezen na een tussenvonnis van 7 april 2021. Het geschil betreft gebreken aan een werk en de vordering van de eisers, gezamenlijk aangeduid als [eiser] c.s., om schadevergoeding van de gedaagde, [gedaagde]. De eisers hebben de gedaagde in de gelegenheid gesteld om te reageren op hun akte bewijslevering, maar de gedaagde heeft hiervan afgezien. De kantonrechter heeft de bewijslevering van de eisers beoordeeld en vastgesteld dat de deskundigenkosten voor rekening van de eisers komen, in plaats van voor hun verzekeraar. Dit is gebaseerd op de overgelegde polisvoorwaarden die aangeven dat de kosten bij de verzekerde worden verhaald indien er een aansprakelijke partij is. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisers erin zijn geslaagd te bewijzen dat de deskundigenkosten van € 1.270,50, vermeerderd met wettelijke rente, toewijsbaar zijn. Daarnaast zijn ook buitengerechtelijke incassokosten van € 284,57 toegewezen, evenals proceskosten die voor rekening van de gedaagde komen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een vervangende schadevergoeding van € 800,00, de deskundigenkosten, de buitengerechtelijke incassokosten, en de proceskosten, met wettelijke rente. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de vordering voor het overige is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8628213 CV EXPL 20-5677
Uitspraakdatum: 9 juni 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiser]
wonende te [plaats]
eiser
gemachtigden: mrs. P. Sprietsma en
A.C.E. Hoevers
en
[eiseres]
wonende te [plaats]
eiseres
gemachtigden: mrs. P. Sprietsma en
A.C.E. Hoevers
hierna gezamenlijk te noemen: [eiser] c.s.
tegen
[gedaagde]
h.o.d.n.
[handelsnaam]
gevestigd te [plaats]
gedaagde
hierna te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

1.Het procesverloop

1.1.
De kantonrechter heeft op 7 april 2021 een tussenvonnis gewezen (hierna: het tussenvonnis). Voor het verloop van de procedure tot aan 7 april 2021 wordt naar dit tussenvonnis verwezen.
1.2.
De kantonrechter heeft [eiser] c.s. en [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om akten te nemen op de rolzitting van 21 april 2021 respectievelijk 12 mei 2021.
1.3.
[eiser] c.s. heeft op 21 april 2021 een akte bewijslevering genomen. [gedaagde] heeft afgezien van een reactie niet gereageerd op de akte bewijslevering aan de zijde van [eiser] c.s.
1.4.
Tot slot is bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist. Er is geen reden om daarop terug te komen.
De bewijslevering door [eiser] c.s.
2.2.
Bij het tussenvonnis is [eiser] c.s. toegelaten om te bewijzen dat de deskundigenkosten voor rekening van [eiser] c.s. komen in plaats van voor rekening van haar verzekeraar en de van toepassing zijnde polisvoorwaarden te overleggen waaruit dit blijkt.
De deskundigenkosten
2.3.
De kantonrechter stelt voorop dat op de voet van artikel 6:96 lid 2 BW redelijke kosten ter vaststelling van schade een aansprakelijkheid voor vergoeding als vermogensschade in aanmerking komen.
2.4.
De kantonrechter oordeelt dat [eiser] c.s. erin is geslaagd te bewijzen dat de deskundigenkosten voor haar rekening komt. Uit de overgelegde polisvoorwaarden blijkt immers dat de deskundigenkosten bij wege van voorschot worden uitgekeerd en op de verzekerde worden verhaald indien er een aansprakelijke partij is op wie door middel van een gerechtelijke procedure de kosten kunnen worden verhaald. Wanneer [eiser] c.s. door middel van een gerechtelijke procedure erin slaagt om de kosten op haar wederpartij te verhalen, dienen de door de verzekeraar betaalde bedragen aan de verzekeraar terugbetaald te worden.
2.5.
Het gevolg van dit oordeel is dat de vordering van [eiser] c.s. die ziet op betaling van de deskundigenkosten ten bedrage van € 1.270,50, te vermeerderen met de wettelijke rente, door de kantonrechter zal worden toegewezen.
De buitengerechtelijke kosten, proceskosten en nakosten
2.6.
Ten slotte vordert [eiser] c.s. een bedrag van € 284,57 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De kantonrechter stelt voorts vast dat [eiser] c.s. voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Daarbij heeft [gedaagde] tegen de gevorderde buitengerechtelijke kosten geen verweer aangevoerd. Het gevorderde bedrag komt overeen met het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
2.7.
De proceskosten, waaronder de nakosten, komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij grotendeels in het ongelijk wordt gesteld. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen ingaande de 15e dag na de datum van betekening van dit vonnis.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] c.s. van € 800,00 aan vervangende schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 31 januari 2020 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] c.s. van € 1.270,50 aan kosten in verband met de door [eiser] c.s. ingeschakelde deskundige, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] c.s. van € 284,57 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de zijde van [eiser] c.s. tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 100,89;
griffierecht € 236,00;
salaris gemachtigde € 561,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over de proceskosten ingaande de 15e dag na de datum van betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
3.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 120,00 aan nakosten, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eiser] c.s. worden gemaakt;
3.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. de Greef en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter