In deze zaak hebben de passagiers, die een vordering hebben ingesteld tegen de vervoerder Air Mauritius Limited, compensatie geëist voor een vlucht van Amsterdam naar Mauritius die meer dan drie uur vertraging opliep. De passagiers hebben op 27 maart 2020 een dagvaarding ingediend, waarop de vervoerder schriftelijk heeft geantwoord. De passagiers hebben vervolgens gereageerd op het verweer van de vervoerder. De kern van het geschil betreft de vraag of de passagiers ontvankelijk zijn in hun vordering, gezien de vervoerder zich in een Mauritiaanse insolventieprocedure bevindt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, maar dat de passagiers mogelijk niet-ontvankelijk zijn omdat zij de verkeerde partij in de procedure hebben betrokken. De kantonrechter verwijst naar relevante rechtspraak van de Hoge Raad en het Hof van Justitie van de Europese Unie over de gevolgen van insolventieprocedures op lopende rechtsvorderingen. De vervoerder heeft niet toegelicht op welk recht zijn verweer is gebaseerd, en de kantonrechter heeft de vervoerder in de gelegenheid gesteld om zich hierover uit te laten. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.