In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. Q.W.J. de Ruijter, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder. Eiser had eerder, op 2 mei 2018, verzocht om woningen aan te merken voor geluidsaneringsprojecten, maar dit verzoek werd afgewezen. Eiser diende op 1 maart 2019 een herhaald verzoek in, maar ook dit werd afgewezen op basis van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren. De rechtbank heeft op 3 november 2021 het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de brief van 27 juni 2018, waarin het eerdere verzoek werd afgewezen, als een besluit in de zin van de Awb moet worden aangemerkt, ondanks het ontbreken van een rechtsmiddelenclausule. De rechtbank concludeerde dat de argumenten van eiser niet voldoende waren om de eerdere afwijzing te herzien, en dat verweerder terecht gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de herhaalde aanvraag af te wijzen zonder inhoudelijke heroverweging. De rechtbank oordeelde dat het evident niet onredelijk was om niet terug te komen op het eerdere besluit, omdat de woningen in de jaren '90 niet op de saneringslijst zijn geplaatst op basis van een eerder verleende bouwvergunning die voorschriften voor geluidwering bevatte.