ECLI:NL:RBNHO:2022:10270

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
10131996 CV EXPL 22-4707
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in een civiele zaak over juridische dienstverlening tussen een handelaar en een consument

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 november 2022 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen een burgerlijke maatschap als eisende partij en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij heeft de gedaagde gedagvaard op basis van een overeenkomst met betrekking tot juridische dienstverlening. De kantonrechter heeft overwogen dat de vordering is gebaseerd op Richtlijn 93/13/EEG, die betrekking heeft op oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De kantonrechter benadrukt dat de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) ook van toepassing zijn op dergelijke overeenkomsten. De eisende partij heeft echter nagelaten te onderbouwen dat zij aan deze informatieplichten heeft voldaan. Dit gebrek aan onderbouwing heeft geleid tot de afwijzing van de vordering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet heeft voldaan aan de eisen van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 21 Rv, die vereisen dat de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermeldt en dat de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid worden aangevoerd. De proceskosten zijn voor rekening van de eisende partij, die ongelijk heeft gekregen, en zijn vastgesteld op nihil voor de gedaagde partij. Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10131996 CV EXPL 22-4707
Uitspraakdatum: 23 november 2022
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de burgerlijke maatschap
[eiser]
gevestigd te [plaats]
de eisende partij
gemachtigde: mr. S.A. Raalte
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument met betrekking tot juridische dienstverlening. De kantonrechter overweegt dat Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten ook ziet op standaardovereenkomsten voor juridische dienstverlening (HvJ EU 15 januari 2015, C-537/13, ECLI:EU:C:2015:14). Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.2.
De eisende partij heeft niet gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplichten. De kantonrechter licht dit als volgt toe.
2.3.
De eisende partij heeft gesteld dat zij in opdracht van de gedaagde partij werkzaamheden heeft verricht dan wel diensten heeft geleverd van juridische aard. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft de eisende partij verwezen naar de producties bij dagvaarding. Zij heeft echter nagelaten om nader toe te lichten waar en op welke wijze de overeenkomst tot stand is gekomen en op welke wijze zij bij het sluiten van de overeenkomst heeft voldaan aan de in die situatie op haar rustende informatieplichten.
Wat is hiervan het gevolg?
2.4.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.
2.5.
De eisende partij heeft niet aan deze eisen voldaan. Daarom wordt de vordering afgewezen. Gelet op artikel 3.5 van het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton wordt de eisende partij niet meer in de gelegenheid gesteld om haar vordering bij akte alsnog nader toe te lichten en te onderbouwen.
2.6.
De proceskosten komen voor rekening van de eisende partij, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter