ECLI:NL:RBNHO:2022:10270
Rechtbank Noord-Holland
- Verstek
- Rechtspraak.nl
Verstekvonnis in een civiele zaak over juridische dienstverlening tussen een handelaar en een consument
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 november 2022 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen een burgerlijke maatschap als eisende partij en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij heeft de gedaagde gedagvaard op basis van een overeenkomst met betrekking tot juridische dienstverlening. De kantonrechter heeft overwogen dat de vordering is gebaseerd op Richtlijn 93/13/EEG, die betrekking heeft op oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De kantonrechter benadrukt dat de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het Burgerlijk Wetboek (BW) ook van toepassing zijn op dergelijke overeenkomsten. De eisende partij heeft echter nagelaten te onderbouwen dat zij aan deze informatieplichten heeft voldaan. Dit gebrek aan onderbouwing heeft geleid tot de afwijzing van de vordering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet heeft voldaan aan de eisen van artikel 111 lid 2 onder d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 21 Rv, die vereisen dat de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermeldt en dat de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid worden aangevoerd. De proceskosten zijn voor rekening van de eisende partij, die ongelijk heeft gekregen, en zijn vastgesteld op nihil voor de gedaagde partij. Het vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.