ECLI:NL:RBNHO:2022:10823

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
6 december 2022
Zaaknummer
10079723 CV EXPL 22-5216
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van consumentenrecht op diergeneeskundige behandelingen en de definitie van gezondheidszorg

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap AniCura ’t Leidse Land B.V., handelend onder de naam Dierenkliniek ’t Leidse Land, en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij had de gedaagde gedagvaard en vorderde betaling op basis van een overeenkomst voor het verlenen van diergeneeskundige behandelingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij een beroep deed op de uitzonderingsgrond van artikel 6:230h lid 2 onder d van het Burgerlijk Wetboek, welke betrekking heeft op gezondheidszorg zoals gedefinieerd in Richtlijn 2011/24/EU. De kantonrechter oordeelde echter dat de verleende zorg aan een dier niet valt onder de definitie van gezondheidszorg zoals bedoeld in deze richtlijn, aangezien deze richtlijn enkel van toepassing is op zorg verleend aan natuurlijke personen. Hierdoor was de uitzonderingsgrond niet van toepassing en diende de eisende partij te voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van het Burgerlijk Wetboek.

De kantonrechter concludeerde dat de eisende partij niet had aangetoond dat zij aan deze informatieplichten had voldaan, en dat zij niet had uiteengezet hoe de overeenkomst tot stand was gekomen. Dit leidde tot de afwijzing van de vordering. De kantonrechter wees de eisende partij ook de proceskosten toe, die voor de gedaagde partij op nihil werden vastgesteld, aangezien de gedaagde niet was verschenen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor eisende partijen om aan hun informatieplichten te voldoen, ook in gevallen waarin de gedaagde niet verschijnt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10079723 CV EXPL 22-5216
Uitspraakdatum: 7 december 2022
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AniCura ’t Leidse Land B.V., handelend onder de naam,
Dierenkliniek ’t Leidse Land, als rechtsopvolger van de maatschap,
[maatschap]
gevestigd te Leiderdorp
de eisende partij
gemachtigde: Nouta Westland Gerechtsdeurwaarderskantoor B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering is gebaseerd op een tussen partijen gesloten overeenkomst met betrekking tot het verlenen van diergeneeskundige behandelingen. De eisende partij heeft gesteld dat de beschermende bepalingen van het Europees consumentenrecht en de daaruit voortvloeiende ambtshalve toetsing niet van toepassing zijn in zaken waarin sprake is van medische dienstverlening. De kantonrechter begrijpt dat de eisende partij daarmee een beroep doet op de uitzonderingsgrond van artikel 6:230h lid 2 onder d van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.2.
De uitzondering van laatstgenoemd artikel betreft gezondheidszorg zoals omschreven in artikel 3 onder a van Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (Pb L 88/45). Onder ‘gezondheidszorg’ wordt in dat artikel verstaan: gezondheidsdiensten die door gezondheidswerkers aan patiënten worden verstrekt om de gezondheidstoestand van deze laatsten te beoordelen, te behouden of te herstellen, waaronder begrepen het voorschrijven en het verstrekken van geneesmiddelen en medische hulpmiddelen. Onder ‘patiënt’ wordt in artikel 3 onder h van diezelfde richtlijn verstaan: een natuurlijk persoon die in een lidstaat gezondheidszorg wenst te ontvangen of ontvangt. In dit geval is echter geen sprake van een gezondheidsdienst die aan een natuurlijk persoon wordt verleend. Er is namelijk zorg verleend aan een dier. Die door de eisende partij verleende zorg valt daarom niet onder de definitie van gezondheidszorg als bedoeld in voornoemde richtlijn. Daarom is de uitzondering van artikel 6:230h lid 2 onder d BW hier niet van toepassing.
2.3.
De kantonrechter overweegt dat Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten ook ziet op standaardovereenkomsten met betrekking tot diergeneeskundige behandelingen. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van Boek 6, titel 5, afdeling 2B van het BW worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.4.
De eisende partij heeft niet gesteld en onderbouwd dat zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieplichten. Zij heeft nagelaten toe te lichten waar en op welke wijze de overeenkomst tot stand is gekomen en op welke wijze zij bij het sluiten van de overeenkomst heeft voldaan aan de in die situatie op haar rustende informatieplichten.
Wat is hiervan het gevolg?
2.5.
Op grond van artikel 111 lid 2 onder d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet de dagvaarding de eis en de gronden daarvan vermelden en op grond van artikel 21 Rv moet de eisende partij de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aanvoeren.
2.6.
De eisende partij heeft niet aan deze eisen voldaan. Daarom wordt de vordering afgewezen. Gelet op artikel 3.5 van het Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton wordt de eisende partij niet meer in de gelegenheid gesteld om haar vordering bij akte alsnog nader toe te lichten en te onderbouwen.
2.7.
De proceskosten komen voor rekening van de eisende partij, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden aan de kant van de gedaagde partij tot en met vandaag vastgesteld op nihil.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt de eisende partij tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de gedaagde partij worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter